Het Infernaat, een schoolfeestje van Bernauw & Didelez, ook uitstekend geschikt voor bijvoorbeeld Halloween. Integraal toneelscript.

BESTELLINGEN MUSICALPAKKET (vocale + instrumentale cd + toneeltekst = 40 euro) via contactformulier!

De Presentator en de Presentatrice komen op. Zij kunnen beschikken over steekkaartjes, waarop hun teksten staan – andere Presentators en Presentatrices doen dat ook zo.

PRESENTATRICE: Liefste ouders, grootouders, overgrootouders, betovergrootouders en sympathisanten…

PRESENTATOR: Om de kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen niet te vergeten…

PRESENTATRICE: Geachte Mijnheer/Mevrouw de Directeur/Directrice, beste leraars en leraressen… U weet het waarschijnlijk allemaal… Wij kunnen al eens koppig zijn.

PRESENTATOR: Niet waar!

PRESENTATRICE: Wel waar!

PRESENTATOR: Nietes!

PRESENTATRICE: Welles!

PRESENTATOR: Nietes!

PRESENTATRICE: Ziet u nu wel?

PRESENTATOR: Ja, want onhandelbaar… dat zijn we ook al eens.

PRESENTATRICE: En soms slaat onze fantasie fameus op hol. En weet u wat er dan gebeurt, als onze fantasie weer eens met ons op de loop is gegaan?

PRESENTATOR: Nee.

PRESENTATRICE: Dan steken wij voor u allemaal een schoolfeestje in elkaar… over een plezant schooltje bijvoorbeeld dat alleen in onze fameuze fantasie bestaat… en dat noemen we dan… Het Infernaat!

PRESENTATOR: Het Infernaat?

PRESENTATRICE: Ja, dat komt van ‘inferno’.

PRESENTATOR: Maar da’s Latijn!

PRESENTATRICE: Natuurlijk… en dat betekent… bibber, bibber… de Hel!

PRESENTATOR: (griezelige grimas) Aààààààààrrrrrgggh!

PRESENTATRICE: Dames en heren, jongens en meisjes, mogen we jullie dus allemaal uitnodigen op het schoolfeestje van een school die alleen in onze fantasie bestaat… het Infernaat!

PRESENTATOR: Aàààààààààrrrrghg!

De Presentator en de Presentatrice gaan af. .

Start muziek nummer 1: ‘Infernale Intro’


1.) INFERNALE INTRO

In dit dansnummer worden bij voorkeur de jongste kinderen ingeschakeld (kleuterklas, eerste en/of tweede leerjaar). Aantal kinderen: naar eigen inzicht. Voor de kostuums en grime laat men zich inspireren door de fabelwezens (zie tekeningen), door heksen (die ook aan bod komen in het nummer ‘Hellesoep’) of door ‘duiveltjes uit doosjes’.

Op deze griezelige muziek wordt een liefst even griezelige choreografie uitgevoerd, indien mogelijk (= in een zaal met theaterinfrastructuur) met aangepaste belichting en licht- en misteffecten. Voor de choreografie laat u zich uiteraard in eerste instantie inspireren door de muziek, en vervolgens ook door de algemene inhoud van het stuk. Op bepaalde geluidseffecten, bij het begin van een zanglijn enz… kunt u de allerkleinsten bijvoorbeeld laten verschijnen als ‘duiveltjes uit doosjes’. Verder op in het stuk komen onder meer heksen, spoken en fabelwezens aan bod, die ook nu al aanwezig kunnen zijn.

Als het podium leeg is, komen de Presentator en Presentatrice weer op.

PRESENTATRICE: Om naar het Infernaat te mogen komen, moet je echt wel héél hard je best doen.

PRESENTRATOR: Hoé hard precies, dat kunnen we misschien best uitleggen aan de hand van een klein voorbeeldje…

PRESENTATOR: Ja… Gééstig!

Presentator en Presentatrice af. Start muziek nummer 2: ‘Geestig!’


µ2.) GEESTIG!

Dit liedje wordt bij voorkeur uitgevoerd door leerlingen van de derde graad, eventueel aangevuld met een volwassene. Het kan zowel in playback gebracht worden als gezongen.

Op de start van de muziek verschijnen de Juf & het Geestig Koor, dat niet alleen het refrein zal meezingen (al of niet met geluidsversterking) maar ook het liedje zal uitbeelden. Terwijl het Geestig Koor allerlei onsmakelijke geluiden maakt (al of niet met geluidsversterking – de geluiden staan ook op de CD) brengen zij de Juf op, die op een stoel zit, een bakje krijt in de handen. Zodra de gezongen tekst begint, springt de Juf op en laat het bakje krijt achter op haar stoel. Ze probeert het Geestig Koor tot bedaren te brengen, maar die stoppen ‘slakken’ en ‘kakkerlakken’ in haar bakje krijt en smeren mayonnaise aan de leuning van haar stoel.

Het refrein wordt meegezongen door het Geestig Koor dat zichzelf bijzonder geestig en beestig vindt, en zich ook een breuk lacht. Alleen de Juf vindt het allemaal niet zo leuk. De achtergrondgeluiden staan op CD maar dat mag de kinderen niet verhinderen ze ook live te maken.

In de tweede strofe gooit het Geestig Koor met proppen, worden er (onhoorbaar) moppen getapt waarbij toehoorders beginnen te lachen, blazen er een paar reuze kauwgombellen en wordt de Juf ‘gekweld’ met een speelgoedspin. Daarna barst iedereen weer los in het refrein, behalve de Juf.

In de derde strofe wordt er een bende gevormd rond de Juf… maar dan krijgt ‘ieder varken een snuit’ en neemt de juf ‘wraak’: ze begint toetsen uit te delen. In het refrein haalt ze die toetsen op en zet ze daar overal dikke ronde rode nullen op, die ze ook toont aan het publiek. Nu vindt de Juf zichzelf heel geestig en lacht zij zich een breuk. Maak vooral gebruik van het ‘hihi’-lachje van de Juf in ‘ze lacht zich nu een breuk’ voor de uitbeelding; de ‘auw’ helemaal op het eind kan afkomstig zijn van de Juf (= de breuk) of van een een leerling(e) die zijn/haar cijfer onder ogen krijgt (0).


(GEESTIG! – TEKST)

JONGEN Ik stak achtentwintig slakken
in de juf haar bakje krijt
en nog vijftien kakkerlakken,
nummer zestien was al kwijt.
MEISJE En ik smeerde mayonnaise
aan de leuning van haar stoel,
op het zitvlak een punaise
met een welomschreven doel.

ALLEN Wat zijn we toch weer geestig…
(REFREIN) Wat doen we lekker beestig…
Wat zijn we toch weer leuk…
Wij lachen ons, wij lachen ons, wij lachen ons… een breuk!

JONGEN Ik gooide karrenvrachten proppen
naar de muur en naar het bord
en ik tapte vieze moppen,
aan ideeën geen tekort.
MEISJE Ik blies reuze kauwgombellen
wel zo groot als een ballon
en het liefst zou ik juf kwellen
met een spin op het plafond.

REFREIN Wat zijn we toch weer geestig…

JONGEN We waren werkelijk een bende,
ja de schrik van elke juf,
en we plaagden en we jenden
haast de één na d’ander suf.
MEISJE Maar zoals je wel zal weten,
ieder varken krijgt een snuit:
bij de toetsen werd het zweten
en was ons pleziertje uit.

ALLEN Wat doet de juf toch geestig…
(REFREIN) Wat doet ze lekker beestig…
Wat doet ze lekker leuk…
Zij lacht zich nu, zij lacht zich nu, zij lacht zich nu… een breuk!

Einde muziek.Als het podium leeg is, komen de Presentator en de Presentatrice weer op, met de Ufonaut.

PRESENTATOR: In dat Infernaat van ons, daar kon je vanalles leren.

PRESENTATRICE: Ja, echt waar… Dit hier, dames en heren, jongens en meisjes, dit is niemand minder dan Wout…

PRESENTATOR: … de Ufonaut!

WOUT: In het Infernaat heb ik leren vliegen!

PRESENTATRICE: Aan de deur?

WOUT: Nee… verder nog!

PRESENTATOR: In de hoek?

WOUT: Neenee!… Véél verder nog!…

PRESENTATRICE: Bij de directeur dan?

WOUT: Luister maar, ik heb er een liedje over gemaakt…

Presentator en Presentatrice af. Start muziek nr. 3: ‘Ik word Ufonaut!’
3.) IK WORD UFONAUT!

De Ufonaut zit in een ufonautenpak, in een vliegende schotel. Hij zingt of playbackt het liedje. Zodra hij begint te zingen, verschijnen de Ufonautjes – eveneens in ufonautenpakken en in vliegende schotels gestoken. Zij dansen op het liedje om de Ufonaut heen en beelden samen met hem uit: de vliegende schotel tonen (= tegelijk de Ufo waar ze inzitten en het eetbordje dat ze bij wijze van ‘stuur’ in de handen houden), handen stevig aan het stuur (= een kartonnen eetbordje) door de Melkweg scheuren, zich leggen in de bochten, een hamburger eten (van het eetbordje) en ten slotte dit eetbordje als een frisbee (een vliegende schotel) in het publiek gooien.

De Ufonautjes kunnen het refrein ‘Ja in mijn Ufo’ meezingen, al of niet versterkt (er staat geen koorzang op de CD).

Eventueel kunnen de Ufonautjes gebruik maken van de hele zaal of het hele schoolplein om te ‘vliegen’.

Sommige Ufonautjes kunnen het in hun ‘vliegend dansje’ erop laten lijken of ze in een achtbaan zitten.

De Ufonautjes verdwijnen ten slotte, ‘vliegend’, in het laatste refrein, samen met de Wout de Ufonaut.


(IK WORD UFONAUT! – TEKST)

UFONAUT: ‘k Was nog een kind,
‘k was vijf jaar oud,
maar ik wist toen al:
ik word ufonaut.
Zo’n vliegende schotel,
da’s echt iets voor mij…
O en al die files die vlieg ik zo voorbij!

REFREIN: Ja in mijn Ufo, ja in mijn Ufo.

UFONAUT: Mijn handen stevig
aan het stuur
scheur ik door de Melkweg
aan drieduizend per uur.
‘k Leg mij in de bochten…
Pas op! Pas op!
Want zo’n Ufo jongens dat trekt heel hard op!

REFREIN: Ja in mijn Ufo, ja in mijn Ufo.

UFONAUT: Op Mars, op Venus
een hamburger eten,
op Saturnus
gaan rollerskaten.
Alle dagen kermis,
beter dan de achtbaan,
en zie ik het hier niet zitten dan vlieg ik wel naar de maan!

REFREIN: Ja in mijn Ufo, ja in mijn Ufo…

Einde Muziek.
Als het podium leeg is, komen de Presentator en de Presentatrice weer op.

PRESENTATOR: Dames en heren, u weet het misschien nog niet… maar wij hebben hier ook een BV onder ons!

PRESENTATRICE: Een Bekende Vlaming!

PRESENTATOR: En bovendien een oud-leerling van het Infernaat!

PRESENTATRICE: Mogen wij een warm applaus vragen voor… de Minister van… euh… (kijkt op haar briefje, maar het staat er niet op) Ja… van wat eigenlijk?

PRESENTATOR: Dat weet ik ook niet… Maar laat het hem maar zelf uitleggen, want daar is hij…

De Minister komt op.

PRESENTATRICE: Dames en heren, een applaus graag voor een beroemde oud-leerling van het Infernaat, de Minister van… van…

De Presentator en de Presentatrice beginnen dan maar zelf heel hard te applaudisseren voor de Minister, die het applaus dankbaar in ontvangst neemt.

De Presentator en de Presentatrice gaan af. Start muziek nr. 4: ‘Mijn ouders laten alles toe…’
4.) MIJN OUDERS LATEN ALLES TOE…

De Minister (een leerling uit de derde graad, eventueel een volwassene) en zijn Koortje (leerlingen uit de tweede graad) nemen hun plaatsen in – eventueel in de spots. Het liedje kan zowel in playback gebracht worden als live gezongen, door alleen de Minister, of door de Minister, en twee Koorleden: de Moeder (‘Jij vindt toch steeds iets gekkers!’) en de Vader (‘Kon je ’t niet fijner malen?’ – ‘Ik hou zo van vandalen!’).

Het Koortje kan alleen het refrein meezingen, al of niet versterkt (het staat ook op de CD) – maar het kan ook uitbeelden wat er in de strofen gezongen wordt. In dat geval maken we best een rolverdeling binnen het liedje: een vader, een moeder – in nachtgewaad – en de jongen waarover de Minister zingt en die hij zelf geweest is.

De jongen reikt zijn ‘moeke’ de versnellingsbak aan van de wagen die hij in de prak gereden heeft. De moeder geeft hem als beloning snoep uit de koekendoos.

De jongen gaat op de bril van zijn vader staan, en die vindt dat zeer leuk, want hij houdt van vandalen.

Sip zingt de Minister hoe fijn zijn ouders al die grapjes van ‘m vonden, waarna de jongen zijn moeke probeert te scalperen, maar deze de achtervolging omdraait en hem blijft tracteren.

(MIJN OUDERS LATEN ALLES TOE… - TEKST)

REFREIN (KOOR):
Mijn ouders laten alles toe.
Wat ik ook zeg, wat ik ook doe…

MINISTER:
Ik reed hun wagen in de prak,
het was die van mijn moeke.
Ik gaf haar de versnellingsbak,
de rest moest ze maar zoeken.
Ze zei me toen, ze was niet boos:
‘Jij vindt toch steeds iets gekkers!’ - (M)
en ze haalde uit de koekendoos
plots hele hopen lekkers.

REFREIN

De bril van pa die ging eraan
en ook zijn kist sigaren.
Ik ging er lekker wild op staan
en ‘k ben nogal een zware.
Mijn pappie lachte zich een breuk:
‘Kon je ‘t niet fijner malen?’ (P)
Hij vindt mij toch altijd zo leuk.
Hij houdt zo van vandalen. (P: ‘Ik hou zo van vandalen!’)

REFREIN

Wat ik ook deed, ze vonden ’t fijn,
ze hielden van mijn grapjes
en werden mij als proefkonijn
heel spoedig wat te slapjes.
Ik trachtte toen – een wanhoopsdaad –
mijn moeke te scalperen.
In ’t ziekenhuis, in nachtgewaad
wou moeke nog tracteren.

REFREIN

Dat was te veel, het werd te saai.
Geen grap was te sinister.
Ik maakte toen een ommezwaai
en leerde voor… minister.

REFREIN

Einde Muziek.

De Presentator & de Presentatrice komen op, maar voor zij iets kunnen zeggen, verschijnen op en rond het podium de fans van Rambo. Ze hebben spandoeken bij met daarop: ‘We Want Rambo!’ En ze beginnen te scanderen: ‘We Want Rambo!’ Sommigen kunnen zich ook meester proberen te maken van de microfoon om hun boodschap te scanderen.

PRESENTATOR: Oeioei… da’s wel duidelijk, zeker?

PRESENTATRICE: Hij is nogal populair, zo te zien… en te horen…

PRESENTATOR: Ja… Rambo, dames en heren, dat is de naam van de meest populaire leraar van het Infernaat.

PRESENTATRICE: Vroeger was hij paracommando…

PRESENTATOR: Nu geeft hij bijlessen…

PRESENTATRICE: Hij werkt ons bij, met andere woorden…

De Presentator en de Presentatrice kunnen zich nu niet meer verstaanbaar maken door het gejoel van de fans en uiteindelijk moeten ze zich zelfs uit de voeten maken.

Start muziek nummer 5: ‘Rambo de Paracommando’
5.) RAMBO DE PARACOMMANDO

De fans van Rambo blijven schreeuwen, joelen, gillen terwijl de muziek start. Sommigen vallen flauw. Deze ‘fan-geluiden’ staan ook op de CD, maar moeten in grote mate live voortgebracht worden door de fans. Bedoeling is dat de sfeer van een hardrock-concert wordt opgeroepen.

Met lichteffecten, afgestemd op de muziek, kunnen hier mooie dingen gedaan worden. Volgspot op Rambo.

Wanneer in de muziek een koor ‘Rambo’ zingt, dagen drie jongens op in paracommando-outfit. Zij zingen of playbacken het koor. De fans worden nu nog hysterischer… en dan daagt eindelijk Rambo himself op, eveneens in paracommando-outfit.

Dit liedje is duidelijk een parodie op hardrock en hardrock-concerten, maar steekt ook de draak met allerlei macho-gedoe. Op de CD werd dit in de zang nog extra in de verf gezet door Rambo een hoog stemmetje mee te geven en een vrij verwijfde zangstijl te laten hanteren. Indien dit liedje live gezongen wordt, hoeft dat niet echt: als men voor het Rambo-personage een wat kleine jongen met een hoge stem kiest, wordt al meteen een grappig contrast bereikt met de tekst. Het is precies dit contrast dat beoogd wordt en dat het geheel grappig maakt. Wordt dit liedje integraal in playback gebracht, kiest men ook best voor een wat kleine jongen als Rambo-personage.

Rambo gedraagt zich als de typische macho-rockster… en de fans als de typische macho-rocksterfans. Zij reageren op wat Rambo zingt en hij reageert dan weer op hun reacties. (Als Rambo en zijn paracommando’s gewapend zijn, laat dit dan bijvoorbeeld met watergeweren zijn, waarmee ze het publiek niet alleen ‘afkoeling’ kunnen bezorgen, maar die ze ook als ‘gitaren’ kunnen hanteren. Let ook eens op de manier waarop macho-rocksterren als Mick Jagger omgaan met hun microfoonstandaard.)

Rambo en zijn koorleden verdwijnen na de laatste regels van Rambo in de coulissen, tot hysterische wanhoop van een aantal fans. Eventueel moeten de roadies – die ook voor het op- en afbrengen van de rekwisieten zorgen – Rambo tegen zijn uitzinnige fans beschermen en kunnen zij ook het podium ‘schoonvegen’. Ten slotte kunnen een paar hysterische fans in een dwangbuis gestopt worden (of iets wat daarop lijkt) en zo afgevoerd door één of meerdere roadies. Hierop slaan de paar zinnetjes die op de CD na het liedje komen: ‘Ik wil hieruit’ (uit de dwangbuis) – ‘Ge moogt hieruit!’


(RAMBO DE PARACOMMANDO – TEKST)

KOOR: Rambo…

RAMBO:
Ik ben ontzettend wreed gepeesd
en word alom zo fel gevreesd,
de vrouwen gillen om het meest,
ik lijk waarachtig wel een beest
en ik ben altijd zo’n beest geweest…
Want ik ben Rambo… de Paracommando!
(Oh-oh… Ik ben Rambo.)

Ik ben onzettend fel behaard,
op elke wang een wilde baard,
dat maakt mij nog meer onvervaard,
zo word ik zeer benijdenswaard
door alle mannen nagestaard…
Want ik ben Rambo Paracommando!
(Oh-oh-oh ja!… Rambo…)

Ik ben ontzettend in mijn schik
want als ik in de spiegel blik
gebeurt het zelfs dat ik schrik:
wat ben ik toch een slechterik!
Dat geeft mij keer op keer een kick…
Want ik ben Rambo… Paracommando!
(Oh-oh-oh…)

Bij vrouwen ben ik steeds in trek:
gespierde romp, toffe bek.
Ze zijn op mij zo stapelgek,
ik heb ook waarlijk geen gebrek
tenzij misschien mijn dikke nek
maar zwijg daarover liever stil
als je niet wil dat ik je levend kill…
Want ik ben Rambo… Paracommando!
(Jo-jo-jo…)

En mijn chef, dat is de Roel…
Die heeft ook een grote smoel…
Roel de Pitboel is zo cool…
Maar ik ben veel cool-er
Jo Rambo… paracommando!

(Rambo… da’s mijn naam. (MEISJE 1: Ik wil hieruit…
Paracommando… da’s mijn beroep. MEISJE 2: Ge moogt hieruit…)
Ik dank u… voor uw aandacht.)

Einde Muziek.
Als het podium weer leeggemaakt is, komen de Presentator en de Presentatrice op.

PRESENTATRICE: Eigenlijk was het best wel plezant in dat Infernaatje van ons.

PRESENTATOR: Al kon het eten wel iets beter. Braakballen in champignonsaus, dat is nu niet meteen om over naar huis te schrijven.

PRESENTATRICE: En dan zwijg ik nog van de smurriepap in gelatine.

PRESENTATOR: De varkensblaas in vaseline.

PRESENTATRICE: Als nagerecht werden er nogal eens uitgeknepen ettertjes in zoetzure saus opgediend…

PRESENTATOR: Bweikes!… Die zoetzure saus hé, daar moet ik helemaal niet van hebben.

PRESENTATRICE: En dan was er nog de soep…

PRESENTATOR: Ah ja… de soep!

PRESENTATRICE: Dé specialiteit van de Infernaat-keuken!

PRESENTATOR: De Hellesoep!

De Presentator en de Presentatrice gaan af. Start muziek nummer 6.
6.) HELLESOEP

De dansende heksen brengen een ketel op en alle ingrediënten van de hellesoep. Zodra de geluiden/muziek weerklinken, beginnen zij te dansen rond de ketel. (Het liedje begint eigenlijk met het geluid van een vuur waarop de ketel wordt geplaatst – u kunt zelf beslissen of en hoe u dit ‘vuur’ wil ‘vormgeven’.) Het is de bedoeling dat de heksen alle ingrediënten (of iets wat erop lijkt) die in het liedje vernoemd worden, eerst tonen aan het publiek en vervolgens in ketel met de hellesoep gooien. Zij kunnen ook ‘in de hellesoep’ meezingen, of zelfs het hele liedje, onversterkt.

Het liedje kan uiteraard ook in playback gebracht worden, maar als het live gezongen wordt, nemen enkele zingende heksen plaats achter micro’s en verdelen zij de tekst onder hen, naar eigen inzicht: dan zingen ze een strofe of een paar strofes per heks, wisselen af, en zingen ze allemaal samen 'in de hellesoep’.

U kunt zowel wat enscenering, ingrediënten (rekwisieten) als zang betreft zeer vrij omspringen en experimenteren met dit liedje. Als u gebruik kunt maken van licht- en misteffecten (lichteffecten voor het ‘vuur’?), zijn die hier ten zeerste op hun plaats om een griezelige sfeer op te roepen. Qua kostumering en grime kan dit ook een zeer interessante scène worden.

Ook een mogelijke enscenering:
Eerst dansen de heksen dus om de ketel, dan roeren ze in de ketel (‘dobbel bobbel pook en stook’), vervolgens vinden ze ergens een ingrediënt voor hun hellesoepje (‘slapend onder een kille steen’) dat ze in de ketel gooien, daarna vinden ze ook de andere ingrediënten. Wanneer het hellesoepje ‘gaar en goed is’, kunnen enkele heksen het publiek in gaan om de toeschouwers te laten proeven van hun hellesoepje (laat dit dan een drankje zijn dat er misschien wat onsmakelijk uitziet, maar dat best wel lekker is).

Naar het einde toe wordt een zeurend meisje (‘Ik wil toch liever een hellesnoep’) in de ketel geworpen, of in de hel (het ‘vuur’)… Indien dit niet mogelijk is, kan het ongetwijfeld wel gesuggereerd worden, of kan aan het publiek duidelijk gemaakt worden dat dit gebeurt – onzichtbaar – achter het podium of in de coulissen.


Algemene tip: denk ook eens aan een programmaboekje… In dat programmaboekje kunnen niet alleen de tekeningen worden opgenomen die u verder op in deze toneelbrochure vindt, maar ook een paar teksten die variaties brengen op een liedjestekst of een scène uit de musical. Bijvoorbeeld: hoe zou een typisch kookrecept eruit zien, voortgaande op de tekst van Hellesoep? (Deze tekst werd overigens geïnspireerd door het heksenlied uit ‘Macbeth’ van William Shakespeare.)


(HELLESOEP – TEKST)

HEKSEN:
Dobbel bobbel pook en stook
Vuurtje brand en ketel kook
Al wat taai en tover is
Hellesoepje kook en kis
Ah de hellesoep! Oh de hellesoep!

Dagen en nachten dertig en één
Slapend onder een kille steen
Zweette het padje zijn venijn
’t Moet nu in de ketel zijn
In de hellesoep! In de hellesoep!

Ketel zied en zing uw zang
Reepje van moerasseslang
Hondstong dons van vledermuis
En een blokje blind gespuis
In de hellesoep! In de hellesoep!

Een stukje van een addertong
Een teentje van een kikkerjong
Oog en poot van hagedis
Hellesoepje kook en kis
Ah de hellesoep! Oh de hellesoep!

Ketel kook en vuurtje brand
Drakenschubben wolventand
Vleugel van een schele uil
Zoutzeehaai, maag en muil
In de hellesoep! In de hellesoep!

Doe daarbij nog in het sop
Gal van bokken, leverlob
Koelen in bavianenbloed
En dan is ’t soepje gaar en goed
Ah de hellesoep! Oh de hellesoep!

MEISJE: Maar juffrouw de heks, ik heb toch liever een hellesnoep!

Ze krijgt van een heks een klets op haar poep.

MEISJE: Aai, dat was op mijn poep!

Het zeurende meisje wordt nu ook in de hellesoep (de ketel!) geworpen of in de hel (het ‘vuur’) geworpen.

Einde muziek.De Presentator en de Presentatrice komen weer op.

PRESENTATOR: Maar we hebben daar ook wel wat geleerd hé, in dat Infernaatje van ons?

PRESENTATRICE: Zeker… Ik herinner mij nog levendig… die les over het Alfabet.

PRESENTATOR: Ja, als ik mij niet vergis, was dat de enige ‘gewone’ les die je daar kreeg.

PRESENTATRICE: Mmm… Je kreeg die daar dan ook iéder jaar weer. Van het eerste tot het laatste jaar… Altijd weer ’t zelfde liedje…

PRESENTATOR: Het Alfabet!

De Presentator en de Presentatrice gaan af. Start muziek nummer 7.
7.) ALFABET

‘Alfabet’ is weer typisch een liedje waarin de eerste graad aan bod kan komen (= Alfabet-ballet). Het is eigenlijk een stapliedje, waarvan het refrein door het Alfabet-koor gemakkelijk gezongen kan worden, terwijl het Alfabet-ballet door de zaal of over het podium of tussen het publiek door marcheert.

De Alfabet-juf neemt de lead-zang voor haar rekening en blijft sowieso op het podium staan, achter haar microfoon – tenzij men over een draadloze microfoon beschikt. Het Alfabet-koor kan eventueel gerecruteerd worden uit de tweede graad. Het Alfabet-Ballet (eerste graad) is uitgerust met pancartes, die worden opgestoken of omgedraaid wanneer de bewuste letter uit het alfabet in het stapliedje aan bod komt (de desbetreffende klank is in het liedje onderstreept). In het refrein zwaaien ze dan met de pancartes.

Ook dit liedje kan zowel live door een leerkracht en/of de kinderen gezongen als in playback gebracht worden. Live zang verdient hier evenwel hoe dan ook de voorkeur. Als live zang niet haalbaar is, kan er eventueel aan gedacht worden dit zeer ritmische liedje voor te dragen als gedicht – ‘een staprijm’, in dezelfde enscenering, maar zonder gebruik te maken van de muziek. Al zou dit zonde zijn van de mooie muziek natuurlijk.

(ALFABET – TEKST)

ALFABET-JUF:
Een arend vloog naar Beveren
men noemde hem Cezaar.
December was 't in Beveren
nog even voor 't nieuw jaar.
Heel efficiënt, zo vloog hij
een geelvink achterna,
hij haalde bij een bakkerij
wel eerst een stukje vla.

REFREIN (KOOR): A B C D E F G H I J K L M N O P
Q R S T U V W X Y Z Alfabet

En ieder mens riep : 'Wat een stijl!'
en 'Jezus toch hoe hoog!'
Een kaalkop hief in allerijl
terstond zijn elleboog.
Hij riep heel luid: 'Kijk hem toch nu,
kijk wat een lichaamsbouw,
hij draagt niet eens een pardessus
en dat met deze kou!'

REFREIN

In Beveren vloog hij nerveus
recht naar een perenboom.
Hij kuchte eens en snoot zijn neus
en zei toen: 'Home sweet home.'
Heel ernstig vroeg hij me toen:
'Heb jij soms een maillot?
Zo koud dat is echt niet te doen,
da's voor een eskimo.

REFREIN

Heb jij misschien een jas van jou?
Een kopje hete thee ?
Zo urenlang in deze kou,
mijn veren doen zo'n wee!'
Ik zei nog niks en toen zei hij:
'Kom zet ,je er dan naast!'
Maar ik bleef staan, toen zei hij mij:
'Komaan, want ik heb haast!'

REFREIN

Einde muziek.De Presentator en de Presentatrice komen op.

PRESENTATOR: Jaja, wij hebben veel geleerd in dat Infernaatje van ons…

PRESENTATRICE: Opstellen schrijven bijvoorbeeld…

De Bankovervaller komt op.

OVERVALLER: Mag ik mijn opstel eens voorlezen?

PRESENTATRICE: Maar natuurlijk… Ga je gang!

OVERVALLER: (zenuwachtig, schraapt de keel, leest voor van blad)
Mijn Eerste Bankoverval.
(zenuwachtige buiging)
Mijn Eerste Bankoverval was keinijg. ‘k Mocht direct een bank vooruit van de Rambo. Maar ja, met de passe-partout van m’n pa was ‘k dan ook zo binnen. Voor de kluis had ik een goeie staaf dynamiet en de poen lag daar zo voor ‘t scheppen…

PRESENTATRICE: Jaja, dat volstaat. Dat volstaat.

PRESENTATOR: Euh… We zullen maar overgaan naar het volgende nummer, zeker?

Bankovervaller mokkend af. Maakt nog een pang-gebaar.

PRESENTATRICE: Euh… Ja… Wat leerden we daar nog zoal in dat Infernaatje van ons?

PRESENTATOR: Fabeldieren maken.

PRESENTATRICE: O ja! Juist, ja!… Mogen wij u uitnodigen, dames en heren, op een défilé van onze allernieuwste creaties?

De Presentator en de Presentatrice geven hun microfoons door aan Speakerin 1 & 2. Start muziek nummer 8: ‘Défilé Fabelwezens’.
8.) DEFILE FABELWEZENS

Op de muziek en bij de gepaste tekst défileren de allerkleinsten met hun bewuste ‘nieuwste creaties’ als in een modeshow. Deze creaties zijn de Krabbedokus, de Lookeend, de Vliegende Pappenheimer en de Wallebak. Inspiratie vindt u in bijgaande tekeningen, maar ook in deze theatertekst, het boek en in de muziek. Luister maar eens naar de geluiden die de fabelwezens maken…

Dit défilé kan op diverse manieren tot stand komen:
- een aantal kinderen kunnen geheel en al aangekleed worden als ‘lookeend’, ‘krabbedokus’ of wat dan ook;
- de kinderen kunnen zelfgemaakte creaties van de bewuste fabelwezens in de handen houden;
- er kan gebruik gemaakt worden van de posters met fabelwezens verder op in deze brochure ter beschikking worden gesteld (posters die dan als ‘sandwich-borden’ worden aangewend).


Het is uiteraard zo dat – naar believen – de creativiteit van de medewerkers meer of minder kan ingeschakeld worden: het hoeft niet op te houden bij de paar voorbeelden van ‘fabelwezens’ die hier gegeven worden.

Eventuele alternatieven:
- Het Everzwuiken. Heeft de kop van een everzwijn en het onderstel van een kuiken.
- Het Druiveltje. Is een duiveltje dat groeit uit een druif.
- En wat zegt u de Pluimenkakker? De Schetenwapper? De Knoert? De Snavelsprinkhaan?


Alle fabelwezens blijven op het podium tot bij de finale, waarin we op de muziek alle geluiden van alle fabelwezens door elkaar heen horen. Zo gaan ze ook af, nadat de Directeur (of zijn vertegenwoordiger/ster) zich meester gemaakt heeft van een microfoon (‘Aandacht! Alle fabeldieren die onsmakelijke geluiden gemaakt hebben, worden dringend gevraagd op het bureau van de directeur…’
(DEFILE – TEKST)

SPEAK 1 Het telt zes kikkerbillen en het heeft een driepuntige klauw, die eigenlijk bestaat uit een kippenpoot met zwemvliezen… De Krabbedokus!

SPEAK 2 Het lijkt een beetje op een wandelende ajuin en het heeft een grote eendenkop… Knijp uw neusgaten maar alvast dicht want hier komt… de Lookeend!

SPEAK 1 O… en wat hebben we daar? Ja, u hebt het goed gezien… een soort aapje in een mosselschelp… En die mosselschelp, die heeft ook vleugeltjes… Dat is dus een mossel die kan vliegen!… De Vliegende Pappenheimer!

SPEAK 2 Aah… en is dit niet leuk? Met die kont als een paprika en die snor van een walrus? De Wallebak!

DIRECTEUR Aandacht! Alle fabeldieren die onsmakelijke geluiden gemaakt hebben, worden dringend gevraagd op het bureau van de directeur!

Einde Muziek.

De Presentator en de Presentatrice komen op.

PRESENTATRICE: Het plezantste, dat vond ik de lessen muziek…

PRESENTATOR: Die kregen we van een tweelingjuf met een duobaan, ik heb het nu over Marie-Antoinette en haar zus Colette.

PRESENTATRICE: Speciaal voor dit schoolfeest hebben wij een gedichtje voor haar geschreven.

De Presentator en de Presentatrice gaan af. Start muziek nummer 9.
9.) MARIE ANTOINETTE

Zoals gewoonlijk kunt u dit liedje zowel in playback als live gezongen brengen, maar kan het liedje makkelijk live gezongen gebracht worden. Het liedje kan gebracht worden door één enkele zangeres of door een zangeres met een kinderkoor; het kan ook gebracht worden door een zangeres (= verstelster), door Colette (‘Het is hier bezet, Antoinette met de pet!’ – ‘Retteketet!’) en al of niet met een kinderkoor. Ten slotte kan het liedje wel of niet uitgebeeld worden door Marie Antoinette en Colette, terwijl het in één van de hoger beschreven formules gezongen wordt.

Als het liedje wordt uitgebeeld, zien we Marie Antoinette met een op haar pet gemonteerde trompet over het podium paraderen en af en toe vol binnenpret op de trompet blazen (waar we ook de trompetstoten horen in de muziek). Dan gaat Colette vervolgens zitten op een zogenaamd toilet (dat liefst ook kan rijden) en ‘blaast’ Antoinette voor haar tweemaal op de trompet, waarna Colette brult (of zingt/lipt): ‘Retteketet!’ Ten slotte wordt zij door Marie Antoinette op haar rijdend toilet het podium afgereden.
(MARIE ANTOINETTE – TEKST)

Marie-Antoinette
De zus van Colette
Die had op haar pet
Een trompet
Opgezet.

Ze liep heel koket
En vol binnenpret
Voortdurend maar met
Deze pet
Met trompet.

Eens was het toilet
Toevallig bezet
Dus blies Antoinette
De trompet
Met de pet.

Haar zuster Colette
Die gilde ontzet
‘Het is hier bezet,
Antoinette
Met de pet!’

Marie Antoinette
Had toen zoveel pret
Ze blies nogmaals met
De trompet
Met de pet.

Toen brulde Colette:
‘Retteketet!’
Want zij droeg geen pet
Met trompet
Op ’t toilet!

Einde Muziek.
De Presentator en de Presentatrice komen op.

PRESENTATOR: In ons Infernaatje hadden wij ook een echte dichter rondlopen…

PRESENTATRICE: Een Puntdichter… (Een Puntdichtstér)

PRESENTATOR: Geen woord had voor hem/haar geheimen…

PRESENTATRICE: Roep er maar één en hij/zij zal rijmen!

De Puntdichter (m/v) komt op, vergezeld van enige assistenten en assistentes (koortje). Hij/zij ziet eruit als een soort goochelaar. Onder het publiek bevinden zich eveneens enkele assistenten of assistentes. Zij roepen het woord waarop hij/zij moet rijmen.

De Presentator en de Presentatrice gaan af.


Het volgende nummer, ‘De Puntdichter’, staat niet op muziek en dus ook niet op de CD. Hoewel alle nummers in grote mate ‘facultatief’ zijn, geldt dit in verhevigde mate voor de act met de Puntdichter en zijn Koortje, die bijzonder taalvaardige personen dienen te zijn.

(DE PUNTDICHTER – TEKST)

KOORTJE:
Hij/zij dicht de puntjes op de i
in bikini en Rimini
in intrinsiek en Dimitri
in vidi-vici, killi-killi,
Mississippi, ietsiepietsie,
fifty-fifty en militie,
pillipilli, piccalilly,
silly Willy, silly Tilly!

ASSISTENT(E) 1: Geen woord heeft voor hem/haar geheimen!
Roep er één en hij/zij zal rijmen!

ASSISTENT(E) 2: BLIKSEM!

PUNTERDICHTER/STER:
Bliksem? Bliksems!
Ik kende een jongen uit Brixem,
die deed alles naar de bliksem:
eens brak hij een pot,
zijn vader riep zot:
"Geef hem een mot, of 'k geef 'k ik z'hem!"

KOORTJE:
Hij/zij dicht de beentjes aan de a
in ananas en rataplan
in chachacha en Malaga,
in Cassablanca, jambalaja,
Malaka en Dalai Lama,
Magna Charta en Djakarta,
maharadja, plasmapasta,
papapanda, mamaWanda:

ASSISTENT(E) 1: Geen woord heeft voor hem/haar geheimen!
Roep er één en hij/zij zal rijmen!

ASSISTENT(E) 2: ATLANTIS!

PUNTDICHTER/STER:
Atlantis? Als dat niet ambetant is...
Er was eens een vrouw uit Atlantis, (Engelse uitspraak)
die kleedde zich oudtestamentisch
ze droeg oude jassen,
maar had toch geen klasse
want daaronder zag je haar pantys!

KOORTJE:
Hij/zij dicht de staartjes aan de oo
in Don Bosco en Toronto
in chocopot en jojozot,
in Joko Ono, monofono,
grosso modo, hobo, foto
Kongoboot en kokosnoot,
in fronsbonbons en monoloog
in ootospons en oorlogsvloot

ASSISTENT(E) 1: Geen woord heeft voor hem/haar geheimen!
Roep er één en hij/zij zal rijmen!

ASSISTENT(E) 2: VAMPIER!

PUNTDICHTER/STER:
Vampier? Met veel plezier!
Een oude vampier uit Madrid
vond al dat vampieren maar shit
Hij beet niet perfect,
het had geen effect,
het lag aan zijn valse gebit.

KOORTJE:
Ik dicht de streepjes aan de e
in T.E.E. en E.E.G.
in P.T.T.'er, Enschedeeer,
tegenstreef en wentelteef,
meegerekend, nekverblekend,
neergekeken, levensteken,
regentessen, klessebessen,
weggesmeten exegeten
neergezette nette tenten
ASSISTENT(E) 1: Geen woord heeft voor hem/haar geheimen!
Roep er één en hij/zij zal rijmen!

ASSISTENT(E) 2: RAMBO!

PUNTDICHTER/STER:
Rambo! Oh no!
Als ik zijn naam hoor begin ik plots te flippen,
‘k word lijkbleek en groen en tot overmaat
besterft ieder rijm het op mijn lippen!
Rambo: de schrik van heel het Infernaat!

KOORTJE:
Hij/zij dicht de beentjes aan de u
in tutterfrut en uppercut
in Justus Plutus, cursuscultus,
muskushumus, Brutus, kubus,
bruske Suske, zure, buren,
kuske Ruske, dure kuren,
vunze klunzen, subculturen,
blublublub, manufacturen:

PUNTDICHTER/STER:
Maar Rambo… no!
Als ik zijn naam hoor begin ik plots te flippen,
‘k word lijkbleek en groen en tot overmaat
besterft ieder rijm het op mijn lippen!
Rambo: de schrik van heel het Infernaat!

De Presentator en de Presentatrice komen op, vergezeld van twee expert-geestenbezweerders (meisje en jongen – eventueel te recruteren uit de heksen van ‘Hellesoep’).

PRESENTATRICE: Heel interessant waren ook de lessen ‘Geesten Bezweren’. Zoals u misschien weet, beste ouders, grootouders, betovergrootouders, kinderen, achterkleinkinderen en sympathisanten… geesten, die worden op flessen getrokken.

PRESENTATOR: Vandaar dat men ook spreekt van ‘geest-rijke’ dranken.

PRESENTATRICE: Als je nu precies weet hoe je zo’n geest moet bezweren, dan kan die allerlei wonderen doen voor jou. Die kan je knap maken en rijk, om maar iets te zeggen.

PRESENTATOR: Voor mij moet dat niet meer, want ik ben dat al... En als (zelf naam invullen) dat deed, dan ging het altijd fout, zoals u misschien ook al hebt kunnen merken.

PRESENTATRICE: Maar goed, laten wij onze twee expert-geestenbezweerders even aan het woord, want die weten daar alles over…

BEZWEERDER/J: Da’s waar… Als je weet hoe je zo’n geest moet aanpakken, dan kan die ervoor zorgen dat je binnen de kortste keren een schat vindt. Dat kan een schat zijn van goud en zilver, maar ook één van vlees en bloed…

PRESENTATOR: Een schatjé.

BEZWEERDER/M: Zit je zonder zakgeld omdat je weer wat uitgespookt hebt…

BEZWEERDER/J: … of zit je zonder nieuw lief…

BEZWEERDER/M: … dan is een geest oproepen de simpelste oplossing.

BEZWEERDER/J: (toont fles wijn) Hier hebben we nu een fles bij van een goed jaar, en daar zit dus de Geest van het Infernaat in.

BEZWEERDER/M: Die hebben we zelf getemd.

BEZWEERDER/J: Nu doet die werkelijk àlles voor ons.

BEZWEERDER/M: Ja… We hebben hem prima gedresseerd. Echt waar.

BEZWEERDER/J: Hij heet Mefisto met zijn voornaam en Mefistofeles met zijn achternaam.

BEZWEERDER/M: Ik weet het, dat klinkt belachelijk, maar daar kan hij ook niks aan doen. (naam invullen) klinkt toch ook niet heel serieus zeker, en kan hij/zij daar iets aan doen? Nee toch?

BEZWEERDER/J: Enfin, beste ouders, als wij nu rap aan een smak vers zakgeld willen geraken omdat we weer wat uitgespookt hebben… of als we zonder nieuw lief zitten…

BEZWEERDER/M: … dan roepen we gewoon Mefisto Mefistofeles even op…

BEZWEERDER/J: … en klaar is Kees.

BEZWEERDER/M: Zullen we ’t even voordoen?

PRESENTATRICE: Ah ja… Waarom niet? Jullie staan hier nu toch…

BEZWEERDER/J: Maar doen moet iedereen wel meedoen hé.

BEZWEERDER/M: Gewoon uit volle borst Mefisto-Mefistofeles meebrullen.

PRESENTATRICE: Waarom niet? Baadt het niet, het schaadt ook niet.

BEZWEERDER/M: (doet het even voor, voor het publiek): Mefisto-Mefistofeles…
(als het publiek niet meteen meedoet, even blijven aandringen tot men het ‘Mefisto-Mefistofeles’ uit het liedje kan meezingen zoals dat ook in het liedje gebeurt)

BEZWEERDER/M: En misschien win je de Lotto wel.

PRESENTATOR: En dat nieuw lief? Hoe zit het met dat nieuw lief?

BEZWEERDER/J: Wacht maar eens af…

De Presentator en de Presentatrice gaan af. Start muziek nummer 10.
10.) MEFISTO

Het is de bedoeling dat het publiek telkens ‘Mefisto-Mefistofeles’ gaat meezingen, hierin aangespoord door de meisjes en jongens die op het toneel staan. Het zingen – zowel van de leadzang als van het steeds herhaalde ‘Mefisto-Mefistofeles - of het playbacken kunnen, naar keuze, gebeuren door leerlingen uit de tweede en derde graad. Wel een onderscheid maken tussen zij die de lead-zang voor hun rekening nemen en zij die het steeds weer herhaalde ‘Mefisto-Mefistofeles’ zingen.

Voor de enscenering kunnen we ons laten inspireren door de ‘spokenwereld’ en het gegeven van de ‘geest in de fles’. Leerlingen uit de eerste graad kunnen bijvoorbeeld met flessen rondgaan, waaruit dampen opstijgen, of zich als spookjes onder het publiek begeven of over het podium fladderen. De geestenbezweerders en de heksen kunnen ‘boze geesten en tempeesten’ oproepen, ‘spoken met bleke knoken’ enz… Misschien zitten die wel onder het publiek?

Indien mogelijk, zouden voor deze scène mooie beelden kunnen gemaakt worden met mist- en lichteffecten of met een schimmenspel (opstijgen van geesten uit flessen in schaduwspel). Een schimmenspel kan men technisch vrij makkelijk tot stand brengen: door een sterke lichtbron achter een wit doek op te stellen en tussen het doek en het licht voorwerpen of kinderen te laten plaatsnemen die allerlei figuren vormen. Experimenteren maar!

Belangrijk is ook de stem die u op de CD hoort vanaf het moment wanneer er in het liedje gezongen wordt: 'Stuur mij nu uw zwarte kat’. Meteen daarop begint die stem te roepen op ‘Felix’, blijkbaar een zwarte kat die maar niet wil opdagen. De stem maakt zich behoorlijk kwaad. In onderstaande tekst werd deze stem niet opgenomen, maar er kan een grappig effect verkregen worden indien u een leerling(e) vanaf dat moment inschakelt en op zoek laat gaan naar een zwarte kat die hem/haar altijd ontsnapt.



(MEFISTO – TEKST)

Kom nu geest, kom uit uw fles
Mefisto-Mefistofeles
Help mij, help mij met mijn les
Mefisto-Mefistofeles
‘k Heb getekend met mijn bloed
Mefisto-Mefistofeles
Uw contract dat wonderen doet
Mefisto-Mefistofeles
Maak mij knap en maak mij rijk
Mefisto-Mefistofeles
Maak dat ik in de toekomst kijk
Mefisto-Mefistofeles
Ik roep u aan, ’t is middernacht
Mefisto-Mefistofeles
Geef mij praal, geef mij pracht
Mefisto-Mefistofeles
Geef mij tover, tovermacht
Mefisto-Mefistofeles
Maak mij een kind van de nacht
Mefisto-Mefistofeles
Prins van Gramschap, Gulzigheid
Mefisto-Mefistofeles
Prins van Hebzucht en van Nijd
Mefisto-Mefistofeles
Schenk mij nu een gouden schat
Mefisto-Mefistofeles
Stuur mij nu uw zwarte kat (‘Felix! Waar zit je? Felix! Hier komen,
Mefisto-Mefistofeles verdorie!… Fé-é-é-lix!…’ enz…)
Boze Geesten en Tempeesten
Mefisto-Mefistofeles
En ook spoken met bleke knoken
Mefisto-Mefistofeles
Kom nu maar, kom uit uw fles
Mefisto-Mefistofeles
En help mij, help mij met de les
Mefisto-Mefistofeles
Kom nu geest, kom uit uw fles
Mefisto-Mefistofeles
Kom nu maar, kom…

Einde muziek.
De Presentator en de Presentatrice komen op.

PRESENTATOR: Ziezo, dat was het.

PRESENTATRICE: Nu hebben jullie dat Infernaatje van ons ook eens van wat dichterbij leren kennen.

PRESENTATOR: Ik hoop dat het een beetje meegevallen is. En ‘k zou zeggen… tot volgend jaar… Maar ‘k zit hier al in mijn laatste jaar, dus zullen we het maar houden bij euh…?

PRESENTATRICE: Tot ziens?

PRESENTATOR: Bye bye!

Ze willen weggaan, maar worden dan overrompeld door àlle kinderen die hebben meegespeeld en die nu ook allemaal komen meezingen en dansen op de finale: ‘Wij doen de Ogopogo’.

Start muziek nummer 11: ‘Wij doen de Ogopogo’… en iedereen doet de Ogopogo.

Dit is een dance-nummer waarop het de bedoeling moet zijn dat iedereen zo’n beetje uit de bol kan gaan.
11.) WIJ DOEN DE OGOPOGO - TEKST

JONGEN 1: Breekt het kot af

JONGEN 2: Ladies and gentlemen… Stààààààrt you engines!

ALLEN:

Ogopogo Ogopogo…

Wij doen de Ogopogo
Van hier tot in Togo
Wij doen de Ogopogo
Op ’t eind van onze show!

Enzovoort…

Start muziek nr. 12: ‘Infernale Outro’.


12.) INFERNALE OUTRO

Dit laatste instrumentale nummer dient om alle medewerkers op het toneel te roepen en ze te laten groeten, buigen en het applaus in ontvangst nemen.

Einde.