De Duistere Middeleeuwen, musical voor de basisschool of toneelgezelschappen, van Patrick en Fernand Bernauw, Guy Didelez en Luc Borms

vanbn


OVEREENKOMST VOOR OPVOERING VAN
“De Duistere Middeleeuwen”

De muziek en de teksten mogen vrij gebruikt worden in klasverband. Indien gebruik van muziek en teksten - zelfs fragmenten ervan - het klasverband overstijgt, en bij iedere opvoering, hetzij privé of openbaar, van (fragmenten uit) “De Duistere Middeleeuwen” voor een publiek, dient de organisator van de voorstelling te beschikken over de toestemming van de rechthebbende(n). Deze toestemming kan verkregen worden door het invullen van onderstaand formulier, en het opsturen van dit formulier naar Patrick Bernauw, Brusselbaan 296, 9320 Erembodegem, België. Per kerende zal u dan een kopie met de handtekening van de rechthebbende(n) worden overgemaakt.




Hierbij verlenen de rechthebbende(n), auteurs en componisten, van “De Duistere Middeleeuwen” de toestemming aan:

Verantwoordelijke (naam, adres + tel.):


Van de school / vereniging / gezelschap …



om (fragmenten uit) “De Duistere Middeleeuwen” op te voeren te:

(plaats:)

(adres:)

op (datum:)

(Indien er meer dan 1 opvoering plaatsvindt: alle opvoeringen hier vermelden.)

De verantwoordelijke verklaart hierbij zich voor elke opvoering van “De Duistere Middeleeuwen” in regel te stellen met Sabam (voor België) of met vzw de Scriptomanen (voor Nederland) en de daartoe verschuldigde opvoeringsrechten te betalen (125 euro). Alleen personen of instanties die zich in regel hebben gesteld met Sabam of met vzw de Scriptomanen (Nederland), mogen de tekstbrochure en de gezongen en instrumentale CD kopiëren voor repetities e.d. Kopies van deze brochure of van de CD’s mogen in geen geval verkocht of verhandeld worden.

Men is volgens de Auteurswet strafbaar indien de opvoeringsrechten Sabam niet werden voldaan. In dat geval worden de geldende auteursrechten met 100% verhoogd.

Handtekening verantwoordelijke: Handtekening rechthebbende(n):












VOORWOORD

Voor scholen en leerkrachten die een steuntje in de rug willen bij het opzetten van hun schoolfeest, is er nu - na Het Infernaat, een schoolfeestje - ook deze tekstbrochure: De Duistere Middeleeuwen. Waar Het Infernaat als muzikale show volledig naar het concept van het traditionele ‘schoolfeest’ toe werd geschreven, kan De Duistere Middeleeuwen hier eveneens voor gebruikt worden, maar leent het concept zich nog beter voor shows en/of toneelstukken/musicals die vaak door de leerlingen van het zesde jaar worden gebracht, bij hun afscheid van de basisschool.
De teksten zijn, net zoals dat voor het zeer succesvolle Het Infernaat, een schoolfeestje het geval was, opnieuw van de hand van Patrick Bernauw en Guy Didelez, twee klinkende namen in jeugdboekenland. De muziek werd opnieuw geschreven door Fernand Bernauw, de broer van Patrick. Voor De Duistere Middeleeuwen kreeg hij echter versterking van Luc Borms. Dit heeft een CD opgeleverd, die qua zang volledig werd uitgevoerd door kinderen (9-13 jaar) en waarvoor ook een aantal jonge muzikanten werden aangetrokken (percussie, sax, klarinet en dwarsfluit werden gespeeld door kinderen!).
De zang kunt u op school zowel live als in playback brengen. Brengt u de zang live, dan volstaat het minimaal een zestal zangers en zangeressen te zoeken. Die vindt u zeker, ook in de leeftijd 10-12 jaar, bij u op school. De nummers werden bewust vrij eenvoudig gehouden qua zanglijn. Als u de zang live brengt, kunt u gebruik maken van de instrumentale CD. Brengt u de liedjes in playback, dan gebruikt u de ingezongen CD.
Het decor is een vergeetput uit de Duistere Middeleeuwen. Inspiratie voor decor en decorelementen vindt u vast en zeker in het begeleidende boek Duistere Middeleeuwers. De productie kan zowel in open lucht als in een zaal gespeeld worden. Voor de rekwisieten, kostuums, grime, affiche… laat u uw verbeelding de vrije loop, of laat u zich eveneens inspireren door het boek en de illustraties van Bram Didelez.
Technische vereisten: een geluidsinstallatie en enkele microfoons. Hebt u nog vragen qua organisatie, techniek, regie… kunt u altijd contact opnemen met Patrick Bernauw (zie contactadres). De mogelijkheid bestaat zelfs om een regisseur ter plaatse te sturen, uiteraard mits een kleine vergoeding.
Een standje van de Duistere Middeleeuwen? Scholen of gezelschappen die De Duistere Middeleeuwen opvoeren, kunnen zowel de CD met de liedjes van de musical als het boek bij het contactadres bestellen met een korting van 20% op de officiële prijs, en eventueel verkopen in de rand van de voorstellingen. Op die manier kan de school of de vereniging een deel van de productiekosten recupereren, door de verkoop van een cultureel en educatief verantwoord product. Meet informatie: zie contactadres.
Tot slot: eindtermen? Niet alleen voordracht, taal, zang en muzikale opvoeding, muzische vorming, lichamelijke expressie enz… komen aan bod wanneer men aan een dergelijk project begint, maar het hele opzet kan ook een mooi springplankje zijn om een aantal eindtermen concreet in te vullen…

Wij wensen u alvast veel succes!





DECOR:

Het hele stuk speelt zich af in een middeleeuwse vergeetput.

ROLVERDELING (= niet bindend; naar believen zelf in te vullen):

Grietje – moderne kledij.

Middeleeuwers:

De Maffe Minnestrelen (zangers):
MM 1: (lead zang + koorzang) – speelt playback muziek gitaar
MM 2: (lead zang + koorzang) – speelt playback bongo/djembé
MM 3: (koorzang) – speelt playback muziek accordeon, mondharmonica
MM 4: (koorzang) – speelt playback muziek dwarsfluit, klarinet, sax

Trijntje Troela & Haar Truttige Trienen (zangeressen):
Trijntje Troela
Trien 1: (lead zang + koorzang)
Trien 2: (lead zang + koorzang)
Trien 3: (lead zang + koorzang)
Trien 4: (dans)
Trien 5: (dans)
Trien 6: (dans)
Trien 7: (uitbeelden + dans)
Trien 8: (uitbeelden + dans)

Clement de Kluizenaar
Clementine de Kluizenares
Hein de Hofnar
Koning Krik
Karel de Kale
Gerard Hazenhart
Baldeween het Stalen Scheenbeen
Wilfried met de Weke Darm
Diederik
Dolende Ridder
De Koningin

Kwal de Kwelgeest
Draak met Zes Koppen

Figuratie: naar believen in te vullen (ridders, meiden, enz…)




INSTRUMENTALE INTRO

Licht op Grietje – of Grietje komt op:

GRIETJE:

Hallo, mijn naam is Grietje. Ik woon in een klein schattig dorpje, Heerenbodegem, in een heel erg oud huis boven op een heel erg hoge heuvel, 65 meter boven de zeespiegel.

Vlak bij dat huis op die heuvel ligt een plek die de Duivelsput heet. Ik ga daar vaak wandelen, bij de Duivelsput. En op een goeie dag, op een zonnige zomerdag in de grote vakantie, viel ik daar, in de buurt van die Duivelsput… pàf… pardoes in een gat in de grond.

Was ik nu toch wel in een middeleeuwse vergeetput gevallen, zeker? Ja, blijkbaar was iedereen ondertussen vergeten dat daar die vergeetput uit de Duistere Middeleeuwen nog lag, en daar lag ik nu in.

’t Was een zeer diepe put, hoor. Een zeer heel erg diepe put.

Ik viel maar en ik viel maar… dat leek uren te duren… en toen ik met een smak op de bodem belandde, werd het mij even helemaal zwart voor de ogen.

Aardedonker was het daar. Heel erg zeer aardedonker in die vergeetput uit de Duistere Middeleeuwen…

Mijn oren suisten… dat suizen leek eigenlijk een soort muziek te zijn… en terwijl ik daar zo lag, hoorde ik… en zag ik…

INSTRUMENTALE INTRO

Op dit muzikale sfeerstuk en eventueel met allerlei lichteffecten trekt een vreemde, dromerige stoet voorbij van onze middeleeuwse personages: Kwal de Kwelgeest, de Koningin, Koning Krik, Clement de Kluizenaar & Clementine zijn Kluizenares, Hein de Hofnar, de ridders en de Draak met Zes koppen. Zij bewegen op de muziek en verdwijnen weer, behalve Clement de Kluizenaar & Clementine de Kluizenares en de Dolende Ridder, die op het podium blijven rondhangen.

Eveneens verschijnen: De Maffe Minnestrelen 1-4 en Trijntje Troela & Haar Truttige Trienen 1-6. Zij nemen plaats achter hun microfoons.


GRIETJE:

Droomde ik nu… of wat was dat? Ik knipperde met mijn ogen

’t Was nog altijd aardedonker in die vergeetput. Maar ja, ’t was er dan ook één uit de Duistere Middeleeuwen, nietwaar.

Grietje begint her en der kaarsen aan te steken. Eventueel fade in: schemerig algemeen licht, blauwachtig. (In open lucht kan dit natuurlijk niet.)

Ik stak een stuk of wat kaarsen aan – ja, die heb ik altijd bij voor ’t geval ik in een vergeetput uit de Duistere Middeleeuwen donder… Langzaam maar zeker raakten mijn gewend ogen aan de duisternis... En wat zag ik daar?

Ik zag daar…

De Dolende Ridder rijdt op een houten stokpaard en beweegt zich voortdurend, het hele stuk door, over het podium en door het publiek. Af en toe houdt hij stil, kijkt naar links en naar rechts, krabt zich onder zijn helm in zijn haar en bestudeert zijn wegenkaart. De Dolende Ridder is immers de weg kwijt.

Excuseer, maar… Wie bent u?

DOLENDE RIDDER:

Ik ben de Dolende Ridder!

GRIETJE:

O

Tot Clement de Kluizenaar & Clementine de Kluizenares:

GRIETJE:

En wie zijn jullie?

Voordat Clement of Clementine kunnen antwoorden, zet de muziek in van:
HET LIED VAN CLEMENT DE KLUIZENAAR

Lead zang (strofes): MM 1, Trien 1 - Lead zang (refrein): Trien 1 + 2
Koorzangers –en zangeressen.
Trienen 7-8 voeren een dansje uit op het liedje, samen met Clement & Clementine (die niet echt wil meedoen)

REFREIN: Wie is dat? Wie is dat daar? (1)
‘t Is Clement de Kluizenaar! (2)
Hij is niet half, maar helemaal gaar! (2)
Ah Clement de Kluizenaar! (1)
De sterrenwichelaar, (3)
de toverkunstenaar
woont in een hangar
rijdt niet met een stationcar,
slaapt op een brancard,
zing het refrein nu maar:
Lalala (Koor)
REFREIN
De sterrenwichelaar, (4)
de toverkunstenaar
meldt elk gevaar,
hij ziet de toekomst zonneklaar:
een drol op het trottoir!
Ah wat een exemplaar!
Lalala
REFREIN
De sterrenwichelaar, (3)
de toverkunstenaar
draagt geen peignoir
maar een kleed van kameelhaar,
zo met baard en haar
lijkt hij op ’n barbaar!
Lalala
REFREIN
De sterrenwichelaar, (4)
de toverkunstenaar
maakt met wat tartaar
nog gauw een sprinkhaan klaar,
dat is het menu voorwaar
van de Kluizenaar!
Lalala…

Clementine begint hard te huilen.

CLEMENT:

Ik euh… ben dus Clement de Kluizenaar.

CLEMENTINE:

En ik ben Clementine, zijn Kluizenares… Maar op mij rijmt er nikske!

TRIJNTJE TROELA (tot Grietje):

Mag ik mij voorstellen, jongedame? Mijn naam is Trijntje Troela…

TRUTTIGE TRIENEN 7-8:

En wij zijn haar Truttige Trienen.

CLEMENT:

Da’s haar keitoffe meidengroep uit de Duistere Middeleeuwen.

CLEMENTINE (huilend):

Maar ik mocht niet meedoen met die keinijge meidengroep! Is dat niet keihard?

GRIETJE:

Hm… Juist, ja… Aangenaam. Mij noemen ze Grietje.

MAFFE MINNESTRELEN 1 & 2:

En ons noemen ze de Maffe Minnestrelen!

GRIETJE:

Heel erg aangenaam. Maar euh… Waar kwamen jullie zo ineens vandaan?

MAFFE MINNESTREEL 1:

Ah, uit de Duistere Middeleeuwen, natuurlijk.

TRIJNTJE TROELA:

Jij niet, zo te zien?

GRIETJE:

Nee, ik ben van de éénentwintigste eeuw.

TRIJNTJE TROELA:

Ach zo! Dan ben jij ook niet van gisteren! (lacht hard – als niemand meelacht, doet ze teken aan de Truttige Trienen dat die daar moeten om lachen, waarna ze heel hard beginnen te lachen)

GRIETJE:

Zitten jullie hier al lang, in deze vergeetput?

TRIJNTJE TROELA:

Nee… Sinds de dertiende.

GRIETJE:

Juni? (maand waarin het toneelstuk wordt opgevoerd)

TRIJNTJE TROELA:

Eeuw. Wij zijn er met ons allen in de dertiende eeuw in gedonderd, in deze vergeetput.

MAFFE MINNESTRELEN 1 & 2:

Wij zitten hier al sinds de twaalfde.

GRIETJE:

Ook per ongeluk in de put gevallen… zoals ik?

De Maffe Minnestrelen schudden het hoofd.

MAFFE MINNESTRELEN 1 & 2:

Gesprongen.

CLEMENTINE:

Van pure wanhoop.

MINNESTREEL 1:

En van doffe ellende!

MINNESTREEL 2:

Het publiek zag ons niet meer zitten.


MINNESTREEL 1:

En onze muziek nog minder.

TRIJNTJE TROELA:

Nu ja… Iedere artiest maakt vroeg of laat zo’n crisis door.

MINNESTREEL 1:

En nu zijn we door iedereen vergeten…

De Maffe Minnestrelen beginnen te huilen.

GRIETJE:

O, maar ik vond dat wel een leuk liedje, hoor… wat jullie daar zongen!

CLEMENT (in wanhoop):

Nee! Nee! Niet doen!

De Maffe Minnestrelen houden op slag op met huilen.

MINNESTREEL 1:

Echt?

MINNESTREEL 2:

Mannen! Hebben jullie dat gehoord?

MINNESTREEL 1:

Een leuk liedje, zei ze!

MINNESTREEL 2:

Dan spelen we er toch nóg eentje!

CLEMENT:

O!… Wat heb je nù gedaan!? Nu zijn ze écht niet meer te stoppen!

MINNESTREEL 1:

Lieftallige jongedame, mag ik u voorstellen… Onze grootste hit!



CLEMENTINE:

Dat liedje over Jan Zonder Vlees? Ja… leuk!… Da’s eens wat anders dan altijd dat stom gedoe over Clement de Kluizenaar!

GRIETJE:

Pardon, maar Jan Zonder Vlees… Moet dat niet zijn… Jan Zonder Vrees?

CLEMENTINE:

Jaja, dat wàs Jan Zonder Vrees. Maar toen maakte Jan dus eens een bootreisje, en tijdens de Duistere Middeleeuwen was dat geen pretje. Dat was gevààrlijk… Zó gevaarlijk zelfs, dat hij nadien veranderd is in Jan Zonder Vlees. Interessant hé?

GRIETJE:

Ja. Zeer. Heel erg.

MINNESTREEL 1:

Mogen wij dit liedje voor jou zingen, Grietje…? Om je te waarschuwen voor de gevaren van het maritiem transport tijdens de Duistere Middeleeuwen…?

CLEMENT:

Maar jongens toch! Dat is toch nergens voor nodig!?

GRIETJE:

Toch wel. Doe maar. Doe maar.

HET WAS AL IN DE MIDDELEEUWEN…

Koorzang. Ambiance + dans/uitbeelden.

Het was al in de Middeleeuwen
Zo rond een uur of twee, twee uur
Een ridder bevoer wilde zeeën
Dat kwam hem te staan zo duur.

Zijn scheepke ging nogal een gank
Op golven zo hoog als rotsen
De ridder werd daarvan zo krank
Zo krank dat hij moest kotsen.

Kotsgeluid + Kots-klots.

’t Was op één van de zeven zeeën
dat vergingen man en muis.
Het scheepke dat brak zo in tweeën
En dat was verre van pluis.

Nu moest hij ’n schoolslag demonstreren
En nog wel in ijltempo-o-oh.
Maar reizen deed hij om te leren
Ook voor een ridder is dat zo.

Het was al in de Middeleeuwen
Zo rond een uur of drie, drie uur.
Dat hij verzoop in wilde zeeën
Dat kwam hem te staan zo duur.

Lalala… (allen)
CLEMENT: (tot de Maffe Minnestrelen – maakt een eind aan hun lied)

Als dat brave meisje uit de éénentwintigste eeuw zonodig gewaarschuwd moet worden voor de gevaren van de Duistere Middeleeuwen, laat dat dan maar door mij doen. Dat is mijn job.
(tot het publiek)
Eén van de grootste gevaren van de Duistere Middeleeuwen, dames en heren, dat heeft te maken met de alomtegenwoordige kwelgeesten die daar rondhangen. En de gevaarlijkste, dat is zonder Kwal.

MINNESTRELEN:

Hihi.

CLEMENT:

Met Kwal wordt niet gelachen!

MINNESTREEL 1:

Maar wij lachen daar ook niet mee!

MINNESTRELEN:

Hihi.

MINNESTREEL 2:

Wij zingen daar gewoonlijk een liedje over.

CLEMENTINE:

Hihi.

MINNESTREEL 1:

En als je dat leuk vindt, Grietje, zouden wij dat graag voor jou zingen.

GRIETJE:

O ja, dat zou ik heel leuk vinden! Zeer erg heel leuk, eigenlijk!

CLEMENT:

Asjeblief, zeg! Niet alwéér hé!

KWAL DE KWELGEEST

Lead zang: MM of Trien. Koorzang.
Uitbeelden + dans: Kwal de Kwelgeest + ‘slachtoffers’ (ridders, trienen,…)

Als Kwal de Kwelgeest jou komt halen,
Dan hoor je zijn tanden, hoor je zijn tanden malen.
REFREIN Pas op voor de Kwelgeest
Of je bent er geweest!

Hoor zijn kaken, hoor zijn kaken kraken!
En zijn spinnenpoten lijken de grond niet te raken!
Kwal de Kwelgeest…
Jij vreselijk beest!

Hij springt je op de rug en je moet hem dragen,
Zo ver hij wil, stel maar geen vragen!
Kwal de Kwelgeest…
Jij vreselijk beest!

Hoor hem grommen, hoor hem grommen en blazen
Kaarsen uit, kaarsen uit van vechtersbazen.
Kwal de Kwelgeest…
Jij vreselijk beest!

Hij gromt dat hij komt, hij komt met je spelen.
Dan verdeelt hij je in twee gelijke delen.
Kwal de Kwelgeest…
Jij vreselijk beest!

Kwal de Kwelgeest plant je zonder genade
Een klauw of drie tussen je schouderbladen.
Pas op voor de Kwelgeest…
Of je bent er geweest!


Applaus van Grietje.

TRIJNTJE TROELA:

Maar ’t is natuurlijk niet allemaal kommer en kwal… euw kwél, hier bij ons, in de Duistere Middeleeuwen. (heeft het over zichzelf:) Ah nee… Met een beetje geluk, kom je hier vroeg of laat wel een schone fee tegen…

CLEMENTINE (tot Clement – wijst op Minnestreel 1):

Ik denk dat hij er net één gevonden heeft.

CLEMENT:

Als daar maar geen liedje van komt…

VOOR DE SCHOONSTE FEE

Lead zang: MM1 – die zingt voor Grietje.

Ah mijn Dolle Grietje,
Voor jou zing ik dit liedje,
’t Heeft een simpel melodietje
En toch is ’t geen akkefietje.
Ah mijn Dolle Grietje,
Mijn mooiste margrietje,
Maak van mij je vergeet-me-nietje
En je liefste satellietje.

Want jij bent de schoonste fee,
Zo zie je ze alleen op de TV
Kom ga met me op toernee
Ola-olé…

Ah mijn Dolle Grietje,
‘k ben zo groen als een grassprietje
maar ‘k kleur als een rood bietje
bij dit liefdesliedje.
Ah mijn Dolle Grietje,
Eet met mij een patat-frietje
Of voor mijn part een biscuitje,
Dan drinken we samen uit één rietje.

Want jij bent de schoonste fee,
Kom nu gauw met me mee
’t Is plezanter met z’n twee
Zeg nou niet nee…

Ah mijn Dolle Grietje,
Betover mij want ik bied je
Mijn liefde in dit liedje
Tot je pratende parkietje
Ah mijn Dolle Grietje
Tot je fameuze favorietje
Tot je enig parasietje
Tot je eeuwige deugnietje.

Want jij bent de schoonste fee
Veel schoner dan doorsnee
Met je ogen van ree
Hup-hupsakee…





Grietje en Minnestreel 1 zitten elkaar in de ogen te kijken.

CLEMENTINE:

Zie nu eens. Die twee hebben elkaar precies betoverd.

CLEMENT:

Toveren, toveren… Spreek mij niet meer van toveren! Daar komen alleen maar ongelukken van!

TRIJNTJE TROELA:

Is dat zo?

CLEMENT:

Dat is zo! Neem mijn geval nu! Of ben je al vergeten hoe ik hier terecht gekomen ben, in deze vergeetput?

TRIJNTJE TROELA:

Nee…

TRIEN 1:

Maar ik ben het wél al vergeten, Clement! Ik ben ook niks voor niks een Truttige Trien, hé!

TRIEN 2:

Ja! En ik ook!

TRIEN 3:

Vertellen, Clement! Vertellen!

CLEMENT:

Wel euh… als jullie er zo op aandringen… Grààg!… Luister… Dat zat zo… In de twaalfde eeuw woonde ik nog niet in deze vergeetput, maar in een kluis, zoals iedere kluizenaar. En ik was ook nog lang niet door iedereen vergeten. Integendeel zelfs, ik was heel beroemd.

CLEMENTINE:

Dat kwam omdat hij in dienst was van koning Krik met de IJzeren Kruk…

CLEMENT:

De 2de van Saxofonië!

CLEMENTINE:

En de 6de van Pekinezië.

TRIJNTJE TROELA:

Mmm, dat was toch die koning die op twee tronen tegelijk zat, nietwaar? Met zijn linkerbil op die van Saxofonië en met zijn rechter op die van Pekinezië.

CLEMENT:

Precies.

TRIEN 2:

Had die dan ook twee kronen op zijn hoofd?

TRIEN 7:

Links die van Saxofonië?

TRIEN 8:

En rechts die van Pekinezië?

CLEMENT:

Zeer juist, truttige trientjes. Maar goed, met, met die Koning Krik met de IJzeren Kruk, daar moest je serieus mee op je tellen letten hé, want dat was geen normale. Dat was integendeel een wrede, hardvochtige, tirannieke, onvoorspelbare, kwaadaardige…

CLEMENTINE:

… vorst.

CLEMENT:

Zijn vijanden liet hij, als ze veel geluk hadden, voor de rest van hun leven in een vergeetput werpen, zoals deze hier. En dat is dus wat ook mij…

CLEMENTINE:

… ons…

CLEMENT:

… overkomen is.


CLEMENTINE:

Maar al bij al hebben we nog veel geluk gehad, want als je als vijand van Koning Krik met de IJzeren Kruk iets minder geluk had, dan liet hij je simpelweg onthoofden.

TRIJNTJE TROELA:

Dat was dan toch de korte pijn.

CLEMENT:

Of op de brandstapel zetten!

TRIEN 6:

Tsja… Dat duurde al iets langer.

CLEMENT:

Of vierendelen!

TRIEN 2:

Deed dat veel pijn?

TRIEN 1:

Nogal, denk ik.

CLEMENT:

Vierendelen, dat ging zo: dan kreeg je om je polsen en je enkels een touw, en dan stond er aan het eind van ieder touw telkens een flink uit de kluiten gewassen boerenpaard, en dan riep er iemand “ju”, en dan hing jij daartussen.

CLEMENTINE:

En dat kon zeer ongezond zijn.

CLEMENT:

Je ging daar zelfs van dood!

TRIEN 6:

Maar wat had jij dan mispeuterd, Clement?




CLEMENT:

Niks.

CLEMENTINE:

En ik nog veel minder!

CLEMENT:

Ik werkte toen nog als een soort hoftovenaar voor Koning Krik met de IJzeren Kruk.

CLEMENTINE:

Hij deed allerlei wetenschappelijke experimenten voor die wrede, hardvochtige, tirannieke, kwaadaardige…

TRIJNTJE TROELA:

Vorst.

CLEMENT:

En op een keer was ik er dus in geslaagd al het goud van Koning Krik om te zetten in lood.

TRIEN 1:

Bravo! (applaus)

CLEMENT:

Jaja, dat was een hele prestatie, dat mag je wel zeggen… Maar vreemd genoeg was koning Krik daar helemaal niet tevreden mee. Integendeel, hij liet mij zelfs in deze vergeetput werpen. En mij niet alleen hé!

Hein de Hofnar komt op.

HEIN:

Neenee! Mij ook!

MINNESTREEL 2:

En dat kwam zo!

’T ZIJN LAPPEN

Lead zang (strofes): MM 1, 2 – Trienen 1, 2
Koorzang (refrein): koor. Uitbeelding + ambiance/dans: Hein + de Trienen.

’t Zijn lappen
want Zotskap Hein
viel van de trappen.
Och Here
waarom moest arme Hein
zich zo bezeren?

REFREIN ’t Zijn lappen, ‘t zijn stoten,
Ocharme, zijn poten.
Hij valt nooit op zijn bips,
zit altijd in het gips.

Een schande,
de koning zag zijn zot
niet zo zacht landen.
Maar huilen
deed de koning niet
om al die builen.

REFREIN

’t Zijn toeren
met die arme Hein,
sapperdeboere!
Bij elke mop
van Zotskap Hein
krijgt hij op zijn kop!

REFREIN

Ach, zut!
De koning gooide Hein
in de vergeetput!
’t Wil lukken,
want Zotskap Hein
loopt nu op krukken.

REFREIN
CLEMENT:

Jaja, koning Krik was een tirannieke, wreedaardige, hardvochtige en gevaarlijke…

CLEMENTINE:

Vorst…

CLEMENT (tot Hein):

Vertel ons Grietje hier maar eens wat voor een tirannieke…

TRIJNTJE TROELA:

Enzovoort-vorst…

CLEMENT:

… die koning Krik wel was! Waarom heeft hij jou bijvoorbeeld in deze vergeetput geworpen?

HEIN:

Omdat ik te veel domme moppen vertelde over prinses Marmelade.

TRIEN 6:

Prinses wie…?

TRIJNTJE TROELA:

Marmelade… De blonde dochter van de koning! Hij vertelde te veel domme moppen over de blonde dochter van de koning!

HEIN:

Zoals, om maar iets te zeggen… Waarom gooit een dom blondje een emmer water over haar computer?… Kan ze surfen op internet!

Niemand lacht.

HEIN (treurig):

Zie je wel. Niemand begreep mijn moppen hé. Ikzelf ook niet, eigenlijk. Dat komt omdat ik geniaal ben. Zo geniaal dat ik mijn eigen moppen niet begrijp. Zeg nu zelf… Waarom zet een dom blondje haar bril af bij een alcoholcontrole?… Dat scheelt weer twee glazen!…

Niemand lacht.




HEIN:

Voilà. Niemand snapt mij. Ik ben geniaal. Ik snap zelfs mijn eigen moppen niet. En dat deed de koning ook niet. En daarom… Waarom werpt een dom blondje broodkruimels in het toilet?… Voor het WC-eendje.

Niemand lacht.

HEIN (begint te huilen):

Ik ben zo ver vooruit op mijn tijd dat niemand in staat is mijn moppen te begrijpen, zelfs ik niet! En als je met de moppen van je hofnar niet kan lachen, wat doe je daar dan mee als je een beetje koning bent!?… Dan werp je die in een vergeetput hé!… Want hoe kan je zien dat een dom blondje een email probeerde te versturen?… Er zit nog een enveloppe in haar floppy-drive!

Niemand lacht.

HEIN (wanhopig):

Waarom neemt een dom blondje een doorzichtige brooddoos mee als ze gaat werken?

CLEMENT:

O, maar dat deed ik ook, hoor, toen ik nog kluizenaar was! Dan kon ik zien of ik naar het werk ging of van mijn werk kwàm!

HEIN:

Ja, maar jij bent dan ook niet voor niks een zeer geleerde kluizenaar, hé Clement! Maar zo’n simpele koning als Kruk met de IJzeren Krik… of Krik met de IJzeren Kruk, want zo liet hij zich ook wel eens noemen… die snapte dat van geen kanten. Neem nu bijvoorbeeld… Waarom heeft een dom blondje nooit ijsblokjes in huis?

CLEMENTINE:

Nee, dat weet hij ook niet…

TRIEN 1 (voorzichtig):

Omdat ze het recept niet kent…?

HEIN (verrast):

Omdat ze…? Hoe weet jij dat?

TRIEN 1 (fier):

Misschien bén ik er wel één! Een dom blondje, bedoel ik!



HEIN:

Of anders… Anders ben jij even geniaal als ik… Eindelijk iemand die mij begrijpt!

Hij sluit Trien 1 in zijn armen.

HEIN:

Waarom ververst een dom blondje de luier van haar baby maar één keer in de maand?

TRIEN 1:

Waarom ververst een dom blondje de luier van haar baby maar één keer in de maand? Tsja, als er op de doos zou staan ‘tot tien kilo’, dan denk ik dat… neem nu dat de gemiddelde babydrol 100 gram weegt… en dat zo’n baby het twee keer per dag in zijn luier doet… dus dat maakt 200 gram per dag… en je vermenigvuldigt dat met 30… dan heb je tien kilo drol in de maand… en op die doos staat tot tien kilo… wel… dan zou ik die luier toch ook maar om de anderhalve maand vervangen!

HEIN:

’t Is niet waar hé! ’t Is niet waar! Ik heb haar eindelijk gevonden! Eindelijk iemand die mij begrijpt! Iemand iemand die even geniaal is als ik!

Hij maakt met Trien 1 een rondedansje, en dan beginnen ze diep in elkaars ogen te kijken (Grietje en Minnestreel 1 zijn daar ook nog steeds mee bezig).

CLEMENT (afgunstig):

Lap, nóg een koppel.

MINNESTREEL 2:

Als we nog es een liedje zongen, hé?

TRIJNTJE TROELA (afgunstig op de “koppels”):

Ja, goed idee!

CLEMENT:

Vind je?

De Koningin komt op, samen met Koning Kruk.



KONINGIN:

Wat dachten jullie van de Ballade van de Vierkante Tafel? Die gaat ook over Koning Krik met de IJzeren Kruk… en niet te vergeten: ook over mezelf, natuurlijk, zijn koningin.

TRIJNTJE TROELA:

Vindt u dat wel een goed idee, majesteit?

KONINGIN:

Waarom zou ik dat geen goed idee vinden? Ten slotte wordt in dat liedje toch bezongen hoe ik hier in deze vergeetput ben terechtgekomen?

TRIJNTJE TROELA:

Ja, maar…

KONINGIN:

Tuttutje, trutje…

TRIJNTJE TROELA:

Pardon, majesteit, maar ik ben wel Trijntje Troela hé… en dit hier zijn mijn Truttige Trienen.

KONING KRIK:

Dat raakt mijn kouwe kleren niet, Troeltje. Ik wens de Ballade van de Vierkante Tafel te horen... en mijn wens is altijd en voor al mijn onderdanen een bevel geweest, dus zingen zullen jullie!

GRIETJE:

Waar gaat die ballade eigenlijk over, Majesteit?

KONINGIN:

Ah! Goede vraag! De Ballade van de Vierkante Tafel vertelt dus het verhaal van mijn gemaal, koning Krik, die de scepter zwaaide over een zeer uitgestrekt rijk.

Koning Krik en zijn Koningin beelden uit:

KONINGIN:

Op een keer zwaaide hij zo vervaarlijk met die scepter, in de vorm van een ijzeren kruk, dat hij een sauspannetje aan scherven stootte! De saus bevlekte mijn zondagse kleed en ik moest dus dringend uitkijken naar een nieuwe jurk.


KONING KRIK:

Nu moeten jullie weten dat ik dus samen met mijn ridders over dat rijk van mij regeerde, en dat we dat deden terwijl we aan een grote vierkante tafel zaten, die in het midden van onze troonzaal stond… Er werd dan ook met veel ontzag over mijneigen mijzelve en mijn ridders gesproken als over Koning Krik en de Ridders van de Vierkante Tafel… Maar op een kwaaie dag bleek deze beroemde Vierkante Tafel ineens verdwenen te zijn…

KONINGIN:

En daarover, beste vrienden, gaat de Ballade van de Vierkante Tafel… Want ik had dus dringend een nieuwe jurk nodig, aangezien m’n ouwe onder de saus zat en…

HEIN:

En de wasmachine nog niet uitgevonden was, in de Duistere Middeleeuwen.

Niemand lacht, behalve Grietje. Iedereen kijkt kwaad naar Hein de Hofnar.

HEIN:

Heb je ‘m? Heb je ‘m echt?

GRIETJE:

Ja, ik vind dat wel grappig. Omdat de wasmachine nog niet uitgevonden was. (lacht)

TRIJNTJE TROELA:

Ha-Ha.

HEIN:

Dan ben jij ook een genie? Of je tijd ver vooruit?

TRIJNTJE TROELA:

Neenee, daar heeft het niks mee te maken. Ze komt gewoon uit de éénentwintigste eeuw.

HEIN:

O… Als het dat maar is.

De Koningin schraapt de keel.

KONINGIN:

Waar was ik gebleven? O ja… Ik heb die Vierkante Tafel van ons dus maar geruild voor een kostbaar brokaten gewaad zonder sausvlekken…

KONING:

… en ik heb mijn gemalin in deze vergeetput laten werpen.

KONINGIN:

Maar na een tijdje kon mijn Krikje mij niet meer missen… Is ’t niet waar, hé Krukje?

KONING:

’t Is waar… ’t Is zeer heel erg waar.

KONINGIN:

En toen is hij mij achterna gesprongen…

KONING:

Zo is dat. Maar laat mijn ongeluk de pret niet drukken! Integendeel! Maestro’s! Music Please!


DE DIEFSTAL VAN DE VIERKANTE TAFEL

Lead zang: Trien/Koningin – MM 2/Koning Kruk
Koorzang + ambiance + uitbeelden: Koningin, Koning Kruk, Trienen, ridders, dienstmeiden,…

Hoor hoe ‘k een liedje zing Koningin
Over onze luxe li-iving,
Verkwanseld aan ‘n vreemde kwant
Heb ik het Tafelvierkant!
Ai-ai Oei-oei-oei-oei Aiaiai en oeioeioei! Allen
“Waar is de trots van de troon? Kruk
En het juweel aan mijn kroon?
Ah, mijn mooiste meubelstuk!”
Kwekte hij kwaad, koning Kruk. Koningin

De Vierkante Tafel is verdwenen! Allen
Wij knarsetanden en wij wenen!
Verdwenen!

“Geruild voor een duur gewaad Koningin
heb ik uw dierbaar hui-uisraad.”
“Wat moet ge zijn om zoiets te doen?” Kruk
“Een trut, een troela en een oen!” Koningin
Ai-ai Oei-oei-oei…
Mijn gemaal riep zijn ridders bijeen: Koningin
Baldeween het Stalen Scheenbeen
En Wilfried met de Weke Darm,
Die blies heel hard alarm.

De Vierkante Tafel, zij is weg! Allen
Is dat nu geen brute pech?
Z’is weg!

Ze trokken door het hele land Koningin / ridders heroveren de tafel
En vonden zo het Tafelvierkant.
Ze stuurden het terug met de post
En kwamen er achteraan gehost.
Jippieja-jippiejahé, jippieja-jippiejaho…
Er werd gehouden een banket dienstmeid brengt wafels op
Op ’t kasteel was ‘t dolle pret.
Gezeten rond de Vierkante Tafel
Aten wij vrolijk een suikerwafel.

Terug is de fleur van ’t interieur Allen
En ’s konings goed humeur!
Zijn goed humeur!

Jippieja… Karel de Kale richt zich tot “het publiek” op het podium .

KAREL:

Dames en heren, mag ik mij even voorstellen? Mijn naam is Karel de Kale, en ik heb die naam niet gestolen, zoals u kunt zien.

KONING KRIK:

Hij heeft ‘m gekocht!

KAREL:

Dit in tegenstelling tot die koning uit de Duistere Middeleeuwen, die andere Karel… die heeft zijn naam wel degelijk gestolen, want ten eerste hàd hij nog haren en ten tweede was ik de eerste met die naam. Nu goed, ik ben dan ook maar een eenvoudig ridder, nietwaar, en die andere Karel, dat was een koning. Maar bon, ik zei dus al dat ik mijn naam niet gestolen heb, en daar is geen woord van gelogen.

TRIJNTJE TROELA (tot de Minnestrelen):

Zeg, maar hebben jullie daar ook geen liedje over?

KAREL:

Over de manier waarop ik aan mijn naam kwam?

MINNESTREEL 1 & 2:

Yep!

KAREL:

Echt waar?

MINNESTREEL 1:

Echt!

MINNESTREEL 2:

Waar!

KAREL:

Over de draak met zijn zes koppen?

TRIJNTJE TROELA:

Spelen, jongens! Spé-len! Spé-len!

CLEMENT:

Néé!

Maar de Minnestrelen hebben het volgende lied al ingezet. Karel de Kale en een Draak met Zes Koppen beelden het uit:
DE DRAAK MET ZES KOPPEN/ HOE KAREL DE KALE AAN ZIJN NAAM KWAM

Lead zang: MM 1 of Trien 1 + MM 2 of Trien 2 (Draak)
Uitbeelding: Draak met Zes Koppen & Karel.

Er was eens een draak, een draak met zes koppen,
Dat was nogal een monster, monsterachtig figuur.
Hij kwam nogal eens wild en woest op de proppen
en elke kop, die spuwde dan vuur.
Op een kwaaie dag, het viel te vermoeden,
toen werd hij nog kwader, nog kwader dan kwaad.
Zijn lijf zag rood en oranje van woede,
zijn ogen verbleekten van withete haat.

Hij begon toen hard, ja heel hard te grommen,
hij leek me totaal, ja helemaal overstuur.
Maar ‘t was dan ook een ramp en een schande, verdomme.
Want niet één van zijn zes koppen, die spuwde vuur.
Wat had hem nu toch zo zwaar kunnen storen?
Hoe was het mogelijk, hoe kon het bestaan?
Niemand die het wist, maar ik kon het horen.
Hij fluisterde het mij toe in zijn drakentaal.

“Mijn lucifers, mijn lucifers verdorie
‘k Ben ze verloren, ‘k krijg mijn vuurtjes niet aan.
Mijn lucifers, mijn lucifers verdorie.
‘k Ben ze verloren, ‘k krijg mijn vuurtjes niet aan.”

Ik heb die arme draak dan maar een vuurtje gegeven
Hij kleurde verlegen, hij fleurde helemaal op.
Hij begon van vreugde zelfs te rillen en te beven
En zie daar kwam al een vlam uit elke kop!
Hij toen begon hard, heel hard te blazen
En zijn zes tongen spuwden vuurrode vlammen
En het zal u misschien een klein beetje verbazen
Maar sindsdien moet ik mijn haar niet meer kammen!

En hij zei:
‘Jammer van de haren, sorry meneer.
Maar dank u voor het vuurtje, ik dank u zeer.
Het spijt me van uw haren, dat zal ik nooit meer doen.
Kom hier dan krijg je van mij een vurige zoen.’

Zie je soms een draak, een draak met zes koppen,
En is dat een monster, een monsterachtig figuur.
En komt die nogal wild en woest op de proppen
en spuwt elke kop, spuwt elke kop vuur.
Maak dan dat je wegkomt voor hij je kan bestralen
Want als die tongen vuurrood gaan vlammen
Dan noemen ze jou straks ook Karel de Kale
En moet jij straks ook je haar niet meer kammen.

GRIETJE (tot Trijntje):

Dat begint hier behoorlijk overbevolkt te geraken in deze vergeetput, hé. Vind je niet?

TRIJNTJE TROELA:

Mmm… Deze put is altijd nogal populair geweest. Vanwege de ambiance hé.

TRIEN 8:

Zit je niet in de put, tsja… dan mag je echt wel in de put zitten!

TRIJNTJE TROELA:

Hier is ’t altijd ambiance!

HEIN:

Weet je bijvoorbeeld waarom de Duistere Middeleeuwen de Duistere Middeleeuwen genoemd werden?

GRIETJE:

Nee…

HEIN:

Omdat het elektrisch licht nog niet was uitgevonden, natuurlijk!

Niemand lacht, behalve Grietje. Karel schraapt de keel en begint te vertellen (de ridders beelden uit).

KAREL:

Wat ik vertellen wilde… Op een goeie dag maakte Gerard Hazenhart dus een testritje met het paard dat hij gekregen had van Baldeween het Stalen Scheenbeen. Dat paard, dat was het beroemde Peird Totale.

En Gerard deed zijn testritje aan het hof van Diederik met de Dikke Darm.

KONINGIN:

Dat was de zoon van Erik met de Endeldarm.

KAREL:

Daarbij trappelde Gerard Hazenhart op zijn Peird Totale de moestuin van Diederik met de Dikke Darm tot euh…

KONING KRIK:

… moes…

KAREL:

… en ploegde Peird Totale ook diepe voren door het met veel zorg aangelegde gazon van Diederik met de Dikke Darm. Man en paard legden zich bovendien ook nog in een paar bochten en knalden tegen een stuk of wat bomen, die prompt vervaarlijk krakend doormidden braken.

KONING KRIK:

Wat is daar nu zo bijzonder aan?

KAREL:

Bah… Niks, zult u zeggen…

KONING KRIK:

Inderdaad! Niks!

KAREL:

Maar toch begon dit onschuldig spelletje danig op de zenuwen te werken van Wilfried met de Weke Darm…

KONINGIN:

Dat was de zoon van Diederik met de Dikke en de kleinzoon van Erik met de Endeldarm.

KAREL:

Wilfried schreed dan ook plechtstatig naar voor.

Wilfried doet dat.

KAREL:

En hij sprak:

WILFRIED:

Wie zal dat vergoeden!?

GERARD:

Stuur de rekening maar naar mijn papa!


KAREL:

… zei Gerard Hazenhart, die eveneens plechtstatig naar voor geschreden was.

Gerard schrijdt naar voor en herhaalt:

GERARD:

Stuur de rekening maar naar mijn papa!

WILFRIED:

Geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt! Geef uw Peird Totale aan mij en we spreken er niet meer over! Oké?

GERARD:

U bent niet goed wijs, zeker? Peird Totale is van mij en blijft van mij!

WILFRIED:

Deze brute weigering kan u de kop kosten, Gerard Hazenhart!

GERARD:

Pas maar op dat ik ù geen kopje kleiner maak, Wilfried met de Weke Darm!

KAREL:

Tsja, dat Peird Totale waar ze zo ruzie om maakten – dat was natuurlijk niet het eerste het beste.

TRIJNTJE TROELA:

Als ik het me goed herinner, hebben de Maffe Minnestrelen nog verscheidene hits gescoord met liedjes, opgedragen aan Peird Totale.

MINNESTREEL 1:

Overschot van gelijk, Trijntje!

MINNESTREEL 2:

En dit is er eentje van!
PEIRD TOTALE

Lead zang: naar believen Trien 1/ MM 1 of anderen.
Koorzang: naar believen.
Uitbeelden: ridders + truttige trienen + Peird Totale?

Ik haal je nu, ik haal je van stal
Peird Totale, jij prachtig paard.
Ik haal je nu, ik haal je van stal,
Peird Totale, prachtig paard.
Jij telt meer dan tien PK,
Peird Totale, jij krachtig paard.
Jij telt meer dan tien PK,
Peird Totale, krachtig paard.

Dan draven wij door berg en dal,
Peird Totale, ah prachtig paard.
Dan draven wij door berg en dal,
Peird Totale, prachtig paard.
Dan trekken wij op kruisvaart,
Peird Totale, ah machtig paard.
Dan trekken wij op kruisvaart,
Peird Totale, machtig paard.

Jij bent meer dan een koninkrijk waard,
Peird Totale, mijn prachtig paard.
Jij bent meer dan een koninkrijk waard,
Peird Totale, machtig paard.
Geen enkel ros dat is zo rap
Als Peird Totale, mijn krachtig paard.
Geen enkele knol is zo knap…
Ah Peird Totale, prachtig paard!

Geen enkel model is zo sportief
Als Peird Totale, mijn machtig paard.
Geen enkel model is zo lief…
Ah Peird Totale, prachtig paard!

KAREL:

Maar goed, het ene woord bracht dus het andere mee…

KONING KRIK:

… en om een lang verhaal kort te maken:

KAREL:

Gerard Hazenhart en Wilfried met de Weke Darm trokken hun slagzwaard, en die twee beroemde dolende ridders, die twee boezemvrienden ook, die begonnen zo’n beetje te duelleren op leven en dood…

WILFRIED:

Zoals dat de gewoonte was tijdens de Duistere Middeleeuwen als een ridder zich beledigd voelde door een andere ridder…

GERARD:

Of omgekeerd.

KAREL:

Gerard Hazenhart sloeg tijdens het duelleren het hoofd van Wilfried met de Weke Darm af.

Dit gebeurt achter de scène, met een ijzingwekkende kreet. Gerard verschijnt.

GERARD:

Per ongeluk eigenlijk.

KAREL:

Dat is zo, want in normale omstandigheden was Gerard Hazenhart…

GERARD:

Mijn naam zegt het al…

KAREL:

… altijd de eerste om het hazenpad te kiezen als er zo’n beetje geduelleerd moest worden op leven en dood. En in dezelfde normale omstandigheden zou Wilfried met de Weke Darm het ook voldoende gevonden hebben om gewoon heel hard alarm te blazen…

Wilfried verschijnt, zonder hoofd.


WILFRIED:

Dat was mijn specialiteit!

En hij blaast heel hard alarm.

WILFRIED:

Ik zou de ruzie vervolgens laten beslechten hebben door mijn vader Diederik met de Dikke of mijn grootvader Erik met de Endeldarm, en dat zou het einde van dit verhaal geweest zijn.

GRIETJE:

Maar dit waren geen normale omstandigheden?

KAREL:

Dit waren abnormale omstandigheden, zeer juist bekeken, Grietje! Gerard Hazenhart had die hebberige Wilfried met de Weke Darm trouwens ook alleen maar eventjes de schedel de schedel willen klieven…

GERARD:

Niet te diep, gewoon om hem een lesje te leren. Of als het echt niet anders kon, zou ik hem wel een minder belangrijk lichaamsdeel afgehakt hebben.

KONING KRIK:

Maar dit waren dus geen normale omstandigheden, dit waren abnormale omstandigheden… Zeg, laat het hier een beetje vooruit gaan, hé!

KAREL:

En zie!… Daar was het hoofd van Wilfried met de Weke Darm dus al in het stof gerold. (wijst achter de scène)

Wilfried valt dood op de scène. Gerard gaat zijn hoofd halen.

KAREL:

Nu goed, gedane zaken nemen geen keer, en dus legde Gerard Hazenhart het hoofd zorgzaam bij de rest van Wilfrieds ontzielde lichaam, op een eenvoudige boerenkar die hij, vergezeld van een boodschap…

GERARD:

Om uit te leggen hoe het jammerlijk ongeval was kunnen gebeuren…

KAREL:

… naar het hof van Diederik met de Dikke Darm stuurde. De tekst van deze historische brief is bewaard gebleven. Hij luidde aldus:

GERARD:

“Geachte Heer, uw zoon Wilfried heeft zich een beetje verwond bij het spelen. Nu is hij zijn hoofd kwijt. Gelieve contact op te nemen met de agent van uw familiale verzekering. Hoogachtend, Gerard Hazenhart.”

KAREL:

En vervolgens koos Gerard Hazenhart het Hazenpad.

Dat doet hij.


KAREL:

Diederik met de Dikke Darm ontstak in een afschuwelijke woede toen zijn zoon Wilfried met de Weke Darm zo thuiskwam zonder hoofd.

DIEDERIK:

Ah ja, hoe zou je zelf zijn. Dat was helemaal geen gezicht!

KAREL:

Op staande voet rustte hij samen met zijn vader Erik met de Endeldarm en een verre neef, Daniel met de Dunne Darm, een heel leger uit.

DIEDERIK:

Het werd een bitsige en bloedige strijd, dat kunt u zich wel voorstellen…

KAREL:

Gerard Hazenhart kreeg de hulp van Baldeween het Stalen Scheenbeen…

Baldeween stoot een oorlogszuchtige kreet uit.

KAREL:

… en van Roeland met de Ene Tand…

Iedereen kijkt rond: waar is Roeland met de Ene Tand?

KAREL (nadrukkelijk):

En van Roeland met de Ene Tand!

BALDEWEEN:

Roeland, waar zit ge?

WILFRIED:

D’r is geen Roeland om dat hier te spelen. We waren niet met genoeg jongens en de regisseur heeft gezegd dat we Roeland mochten schrappen.

KAREL:

Enfin, zo duurde de oorlog tussen de twee oorlogvoerende partijen dus vele, vele jaren.

BALDEWEEN:

Het pleit raakte maar niet beslecht en na een aantal jaren was de pret er ook volledig af.

KAREL:

Toen schreed Diederik met de Dikke Darm op een mooie dag plechtstatig naar voor en sprak:

DIEDERIK:

Heren!

KAREL:

Zijn schedel begon er al behoorlijk gespleten uit te zien, zoals u kunt merken.

DIEDERIK:

Maar dat kon mij geen barst verdommen. Integendeel!

KAREL:

Want hij sprak:

DIEDERIK:

Heren! Dit kan hier zo niet doorgaan! Een andere oplossing is aangewezen!




KAREL:

Alle krijgsmakkers lieten de wapens zakken, en ze luisterden vol overgave naar de ridder die deze wijze woorden gesproken had. Er viel zelfs een eerbiedige stilte…

Stilte.

DIEDERIK:

Waarom bekijken jullie me allemaal zo?

KAREL

… vroeg Diederik met de Dunne Darm, toen hij vond dat die eerbiedige stilte lang genoeg geduurd had. Zijn voorraad wijze woorden was namelijk beperkt en na de vorige uitspraak geheel uitgeput.

Op dat ogenblik redde Baldeween het Stalen Scheenbeen de situatie. Hij schreed op zijn beurt plechtstatig naar voor en sprak:

BALDEWEEN:

Heren! Diederik met de Dikke Darm heeft gelijk! Laat onze ledematen niet langer door de lucht laveren! Laten wij, met andere woorden, een einde maken aan deze vreselijke oorlog en vrede stichten! Laten wij, kortom, weer de vrolijke vrienden worden van weleer, en luisteren naar een lied waarin onze heldendaden bezongen worden! Is dat geen goed idee?

ALLE RIDDERS:

Prima idee, Baldeween!

KAREL:

En zo geschiedde…
WILFRIED MET DE WEKE DARM

Lead zang: MM1 of 2 of Trien 1 of 2.
Uitbeelden + dans: alle truttige trienen + alle ridders/koning Krik, etc…

Hij was de zoon van Diederik,
Van Diederik met de Dikke Darm.
Hij was de kleinzoon van Erik,
Van Erik met de Endeldarm.
’t Was Wilfried met de Weke Darm,
die blies heel hard, heel hard alarm.

Hij was bevriend met Baldeween,
Baldeween met het Stalen Scheenbeen.
En ook met ridder Roeland,
Roeland met de Ene Tand.
Met het zwaard in de hand
Zwierven zij door ’t ganse land.

Daar was ook Gerard Hazenhart,
Die ging altijd heel hard van start
Vooral wanneer Jan Zonder Vlees
Weer eens uit zijn graf verrees
Blies Wilfried met de Weke Darm
Wel zééééér hard alarm.

Zij waren in dienst van Koning Kruk,
Koning Kruk met de IJzeren Krik.
Koning Kruk was niet goed snik
Ze kregen het enorm druk.
En Wilfried met de Weke Darm
Die blies dan telkens weer alarm.

Hij kwam op tegen tirannie!
Men kreeg hem nooit onder de knie!
Hij hoorde bij d’aristocratie!
Hij verdient al onze sympathie!
Want hij blies telkens weer alarm!
Wilfried met de Weke Darm!

GRIETJE:

Clement, ik heb een klein vraagje…

CLEMENT:

Ik luister, Grietje…

CLEMENTINE:

En ik luister ook. Maar ja, of er iemand naar mij luistert, dat is een ander paar mouwen…

GRIETJE:

Ik vind dat ik nu wel lang genoeg in deze vergeetput gezeten heb.

MINNESTREEL 1:

Ik vind dat ook.

GRIETJE:

Het begint hier trouwens stilaan overbevolkt te geraken.

TRIJNTJE TROELA:

Ik heb het gezegd hé. Altijd ambiance, bij ons hier in deze vergeetput!

GRIETJE:

Ja, maar ik vind dat ik toch zo zoetjesaan wel genoeg gezien heb van de Duistere Middeleeuwen, Trijntje.

CLEMENT:

Wie niet…

GRIETJE:

Ik zou nu graag terugkeren naar mijn eigen eeuw, de éénentwintigste. Heel erg zeer graag, eigenlijk.

MINNESTREEL 1:

En ik zou er niets op tegen hebben als ik mee zou moeten gaan met haar.

CLEMENT:

Ah… zit dat zo?

Grietje en de Minnestreel geven elkaar een hand.

GRIETJE & MINNESTREEL 1:

Ja, dat zit zo.

CLEMENT:

Mmm… het is niet gemakkelijk, wat je daar vraagt, Grietje. Vroeger, ja, vroeger, toen ik nog in mijn kluis woonde en werkte als hoftovenaar voor Koning Kruk, toen kende ik wel een paar toverspreuken die je naar een andere tijd of zelfs uit een vergeetput konden flitsen, maar nu… ’t Is dat ik hier al zo lang in die vergeetput zit, hé…

CLEMENTINE:

Hij is bang dat hij ze vergeten is.

TRIJNTJE TROELA:

Maar als de Maffe Minnestrelen nu een beetje zouden helpen? Met een streepje muziek?

CLEMENT (vol afgrijzen):

Met een streepje muziek?

TRIJNTJE TROELA:

Om je in de juiste stemming te brengen… Misschien dat je je dan weer alles herinnert!

CLEMENT:

Maar stel dat wij dan met z’n allen naar de éénentwintigste eeuw geflitst worden! Wat dan?

CLEMENTINE:

Ja… Wat dan?

TRIJNTJE TROELA:

Alles is beter dan hier in deze vergeetput te zitten, Clement. Want op de duur… alle dagen ambiance, dat gaat ook vervelen hé.

CLEMENT:

Mmm, als je ’t zo bekijkt…

GRIETJE:

Proberen we het?

CLEMENT:

We proberen het! Maar dan moet iedereen wel meedoen, hé!…

ALLEN:

Wij doen mee!

CLEMENT:

Beloofd?

ALLEN:

Beloofd!

CLEMENT:
Ik moet nog wel een simpele toverspreuk kunnen uitspreken, geloof ik… Eén die overal goed voor is… En het enige wat jullie dan moeten doen, is de toverspreuk samen met mij zeggen…

MINNESTREEL 1:

… zingen…

CLEMENT:

En ondertussen je ogen stijf dicht houden en heel hard wensen wat je het liefst van al zou willen.

GRIETJE:

En dan komt dat uit?

CLEMENT:

Als iedereen meedoet wel, ja.

GRIETJE (tot de personages op het podium en tot het publiek:)

Iedereen doet toch mee hé?

ALLEN:

Iedereen doet mee!



TOVERSPREUK

Lead zang: MM1 (1) – Trien 1 (2) – Koorzang: voltallig koor.
Uitbeelden: Clement & Clementine (zij mimeren ook dat ze zingen).

Ik wil regen, ik wil geen zon. (1)
Hij bedoelt: geen regen, hij wil zon. (2)
En ik wou ook dat ik vliegen kon.
Ja, ik wilde dat ik heel ver vliegen kon.

Hocus Pocus (Allen)
Rebus Kwibus
Cactus Krokus
Bollebocus
En omnibus Pilatus Pardon
Carolus, kus van Karton
Bombardon Kamele-o-on
In Fiscus Claxo-on

Ik wil dat goud verandert in lood. (1)
Dat lood verandert in goud, idioot! (2)
Je hebt gelijk… sapperloot! (1)
Want anders sta ik weer in ’t rood!

Hocus Pocus (Allen)
Rebus Kwibus
Cactus Krokus
Bollebocus
En omnibus van een despoot!
Carolus kus een hanepoot!
Hocus Pocus Pilatus Pilo-oot!
Wat ben ik toch een malloo-oot!

Muziek stopt.




GRIETJE:

Het is precies nog niet zeer heel erg goed gelukt.

CLEMENT:

Ah nee, want dat was ik nog vergeten te zeggen… Je moet die toverspreuk 7863,4 keer herhalen, anders werkt ze niet.

GRIETJE:

7863,4 keer? Ken je er dan geen die een beetje sneller gaat, Clement?

CLEMENT:

Bah…

GRIETJE:

Zelfs geen zeer heel erg veel klein beetje sneller?

CLEMENT:

Euh… Ja… Wacht… ‘k Zal het proberen… ‘k Heb er één gevonden, denk ik…

Muziek herneemt.

Uit deze vergeetput, tover ons weg! (1)
Over berg en dal, over hei en heg!
Tover ons nu naar Grietjes tijd!
Tot ons aller groot jolijt!

Hocus Pocus (Allen)
Rebus Kwibus
Cactus Krokus
Bollebocus
En omnibus van kwaliteit!
Carolus kus nu met veel vlijt!
Hocus Pocus Pilatus Profijt!
Tover ons weg en je bent ons kwijt!

Hocus Pocus Pilatus Profijt!
Tover ons weg en je bent ons kwijt!


Alle personages gaan hand in hand en met de ogen dicht de zaal in, behalve de Maffe Minnestrelen 2,3 en 4 die blijven doorspelen en zingen. In de zaal doen de personages de ogen open, kijken naar het publiek en roepen:

CLEMENT:

Het is gelukt! We zijn er!

TRIJNTJE TROELA:

De éénentwintigste eeuw!

GRIETJE:

We zijn uit de vergeetput!

MINNESTREEL 1:

We zijn in jouw tijd, Grietje! Het is ons gelukt!

HEIN:

Hoera!

Alle personages verdwijnen nu ook uit de zaal, behalve de Dolende Ridder.
Minnestreel 3 en 4 verdwijnen.
Alleen Minnestreel 2 bevindt zich nog op het podium. Hij zit nog steeds te zingen ‘Hocus Pocus Pilatus Profijt, Tover ons weg en je bent ons kwijt’. Ten slotte fluit hij nog alleen maar.
In de zaal bevindt zich nu alleen nog de Dolende Ridder. Hij richt zich tot het publiek:

DOLENDE RIDDER:

Excuseer, maar ik ben een dolende ridder, en nu ben ik helemààl de weg kwijt, geloof ik. Ja kijk, ik weet dat het dwaas klinkt, maar je bent nu eenmaal een dolende ridder of je bent het niet, nietwaar… en ik ben al jàren op zoek naar de kust, maar ik kan de kust maar niet vinden. Ja kijk, ik kom eigenlijk uit Engeland en daar is het allemaal heel simpel, zelfs voor een dolende ridder als ik, want daar kun je eigenlijk niet verdwalen. Ah nee, want als je in Engeland naar de kust wilt rijden, dan kun je niet missen hé, want in Engeland rijd je àltijd in de richting van de kust en…

De dolende ridder verdwijnt. Minnestreel 2 loopt te fluiten.

TRIEN 7:

Zeg eens, Mafferd! Da’s hier gedaan, hé! Komt ge nog mee naar huis of hoe zit het?

MINNESTREEL 2:

‘k Wacht nog tot ze ‘bis!’ beginnen te roepen… Dan kan ik mijn bisnummer nog brengen!

In de zaal wordt ‘bis!’ geroepen, en alle muzikanten en zangers komen nog eens op om te groeten op:

Hocus Pocus (Allen)
Rebus Kwibus
Cactus Krokus
Bollebocus
En omnibus van kwaliteit!
Carolus kus nu met veel vlijt!
Hocus Pocus Pilatus Profijt!
Tover ons weg en je bent ons kwijt!

Hocus Pocus Pilatus Profijt!
Tover ons weg en je bent ons kwijt!


EINDE.