Hij viel op ’t veld van eer, meneer.
Een jongen met een geweer, meneer.
En onder de lucht van lood
kleurde de aarde rood.
Maar op z’n lippen lag ‘n glimlach
voor het laatste dat hij zag.
Augustus negentien veertien, juffrouw.
Meer zal hij nooit zien, juffrouw.
Er wordt ’n blad van de kalender gescheurd
en er is een meisje dat treurt.
Maar op haar lippen ligt ‘n glimlach
voor het laatste dat hij zag.
Hij dacht nog aan zijn moeder, mevrouw.
Hij dacht nog aan zijn broeder, mevrouw,
die viel op een ander veld
onder hetzelfde geweld.
En op z’n lippen lag ‘n glimlach
voor het laatste dat hij zag.
REF
Want de Engel zal komen
als wij diep genoeg dromen
wordt de Engel werkelijkheid,
haar witte vleugels wijd gespreid.
Hij viel voor ’t Vaderland, meneer.
Oog om oog en tand om tand, meneer.
Voor Vader, Zoon en Heilige Geest, mevrouw!
Ah, oorlog is een feest, mevrouw!
Want op z’n lippen lag ‘n glimlach
voor het laatste dat hij zag…
Want de Engel zal komen
als wij diep genoeg dromen
wordt de Engel werkelijkheid,
nu en tot in de eeuwigheid.